wob wob wob ingrijpen willen slikken. Mits hij maar overtuigd is, dat die dosis heilzaam is. Wij hebben de indruk, dat er thans van overdosering sprake is, in die zin, dat ten aanzien van het bedrijfsleven meer ver trouwen wordt gesteld in het uitstippe len van overheidsrichtlijnen, dan in het scheppen van een klimaat, waarin een ondernemer de kansen ziet zijn capaci teiten te ontplooien. In dit opzicht moet er voor gewaakt worden, dat we met onze 'grands remèdes' niet over het ge zamenlijke doel heenschieten. POSTBANK BOVEN DE HORIZON Inderdaad, de contouren van de Postbank worden duidelijk zichtbaar. Veel en fel is er in het recente verleden over gediscussieerd, maar een ontwerp Postbankwet bleef heel lang uit. Toch was de komst van het ontwerp deze zo mer eigenlijk nog onverwacht. Midden in deze moeizame periode van kabinets formatie werd het ingediend door een demissionaire minister. Wij kunnen er niet omheen daarin een bewijs te zien van het vertrouwen, dat minister Dui- senberg blijkbaar meent te mogen koes teren in het welslagen van zijn wets voorstel. Met het College van Overleg, waarin wij met de algemene en de spaarbanken samenwerken, verwonde ren wij er ons echter over, dat het de missionaire kabinet gemeend heeft dit wetsontwerp, dat kennelijk een stuk maatschappijhervorming beoogt, op dit tijdstip te moeten indienen. Onze bezwaren tegen de Postbank en tegen de belangrijkste daarvoor aange voerde motieven hebben wij reeds vele malen, met name ook in ons blad, geuit. Ze zijn in wezen onveranderd, daar er van regeringszijde geen nieuwe argu menten naar voren gebracht zijn. Gemist hebben wij echter in de memorie van toelichting een diep ingaan op de kern vraag óf het wel op de weg van de Staat ligt zich, gezien de Nederlandse verhou dingen, met een eigen instelling op het bankterrein te begeven in concurrentie met het particuliere bankwezen. Daarbij denken we natuurlijk met name aan onze eigen organisatie die meer dan enige andere breed vertakt is onder onze bevolking. Van misstanden in het bank wezen is geen sprake, en als die voor zouden komen, heeft de Staat wel ande re mogelijkheden om die uit de weg te ruimen. Het zou, vooral politiek, verhel derend gewerkt hebben als genoemde kernvraag de volle aandacht gekregen had. Een verzuim dat bij de behandeling in de Kamer hersteld kan worden I Ondertussen zien wij de komst van de Postbank als een realiteit voor de toe komst onder ogen. Bij een 'gezonde me dedinging' het woord is van de minis ter zullen we ons wèl bevinden. Wij zijn er mee vertrouwd en de Postbank zal ons straks ook wel als een hele ge zonde mededinger tegenkomen! Wel zullen we de minister aan zijn woord houden, dat concurrentievervalsing, met name door een bevoorrechting door de overheid moet worden vermeden. Het verheugt ons, dat de minister aan dit punt grote aandacht schenkt. Met name het feit dat De Nederlandsche Bank net als op de andere banken toezicht houdt en dat de Postbank aan dezelfde bancai re regels moet voldoen is in dit opzicht zeer belangrijk. Helemaal gerust zijn wij echter niet. Al worden de financiële rela ties met de schatkist 'genormaliseerd' en de bijzondere publiekrechtelijke rela ties met de PTT beëindigd, de Postbank blijft tenslotte een staatsbank, die in de postkantoren zitting heeft. Haar beleids plan wordt telkens door de minister goedgekeurd, die bovendien aan de di rectie aanwijzingen kan geven. Voors hands willen wij de invloed daarvan, ook op de concurrentiepositie van de Post bank, niet onderschatten. Ook de ambtelijke status van het personeel - pensioenregeling! - kan de Postbank in vergelijking met andere banken een gunstiger positie geven, al begrijpen wij wel dat deze status bij de overgang van RPS en PCGD naar Postbank moeilijk kan worden ontnomen. Wij zullen op deze punten, die gevoelig liggen uit een oogpunt van concurren tievervalsing, in de toekomst zeer di ligent moeten zijn. Ondertussen zijn RPS en PCGD, dank zij het ruimere werkter rein dat zij tengevolge van recente wets wijzigingen gekregen hebben, al druk doende zich op bankterrein, met name de retail sector, te ontplooien. Zo bezien achten wij het gewenst, dat de Post bank, als deze dan toch moet komen, er zo spoedig mogelijk komt. Zo'n nieuwe bank begroeten we weliswaar niet met gejuich, maar zij zal als eerlijk mede dingster beschouwd worden, indien zij - anders dan thans de RPS en de PCGD - onder dezelfde condities als andere bankinstellingen haar bedrijf moet voe ren. REGERINGSWAARNEMER BIJ DE BANKEN? Op 9 augustus - we zetten de datum erbij, want je weet maar nooit of er on dertussen weer een verandering is geko men werd het politiek akkoord over het na de formatie te voeren financieel en sociaal-economisch beleid gepubli ceerd. Een in onze ogen merkwaardige passage daaruit is de volgende: 'Met het oog op de bevordering van een op de werkgelegenheid afgestemde ka pitaalvoorziening wordt aan de SER met spoed een gericht advies gevraagd voor een wettelijke regeling, waarbij de rege ring bij het bestuur van grote financiële instellingen een waarnemer kan benoe men ten behoeve van wederzijdse infor matie.' Het is maar goed, dat de SER deze zaak eerst moet bekijken, want de figuur van deze regeringswaarnemer is ons niet duidelijk. Het is kennelijk een soort pot tekijker, die nagaat of de instellingen met hun financieringen wel de werkge legenheid bevorderen en die tegelijk ook inlichtingen 'wederzijdse informatie' - verschaft. Dit laatste zal dan wel beteke nen, dat hij attendeert op bedrijven, die naar de mening van de regering gefinan cierd moeten worden. Voorwaar een vreemde, tot nu toe onbe kende figuur! Is die nu beslist nodig? Dat zou alleen het geval zijn als het bankwezen te weinig geneigdheid ver toont om het bedrijfsleven te financie ren. Die klacht hebben we echter nooit gehoord. Wij spannen ons, getuige al hetgeen er aan bankdiensten ten behoe ve van het bedrijfsleven de laatste jaren op poten is gezet, juist enorm in om de ondernemer met raad en daad te hel pen. Een actieve houding is kenmerkend voor ons bankbedrijf en de klacht is veeleer dat de investeringsgeneigdheid op zo'n laag pitje is komen te staan. Er is meer, dat voor ons het benoemen van een 'waarnemer' zinloos doet schij nen. Onze banken hebben het wakende oog van een waarnemer niet nodig om de bedrijfsfinanciering het volle pond te geven. Hun statutaire doel vermeldt in de eerste plaats: 'het verstrekken van geldleningen en kredieten in reke ning-courant aan haar leden, in het bij zonder ten behoeve van de bedrijfs- en beroepsuitoefening van de leden.' Onder zo'n bepaling kom je niet uit. Denkt ie mand dat het toch zou gebeuren als bo vendien nog de werkgelegenheid door een financiering bevorderd zou worden? Ten overvloede wijzen wij er op, dat onze banken het uitdrukkelijk als hun taak zien de continuïteit van de bedrij ven van hun cliënten naar hun beste krachten te verzekeren. In de 'waarnemers-gedachte' proeven wij iets van een gebrek aan vertrouwen tegenover de banken. De politici vrezen kennelijk, dat de banken te weinig ge neigd zijn door hun financieringen de werkgelegenheid te bevorderen. Wat ons betreft is dat een geheel overbodige vrees. Misschien echter zit er nog iets anders achter. Het zou kunnen zijn, dat een toekomstig kabinet via zo'n waarne mer greep wil krijgen op de voorwaar den waaronder een bank financiert. Dit zou een hele rare, vreemde situatie wor den, want een bank móet en mag niet anders dan een bancair verantwoorde fi nanciering verschaffen. Dat is haar ei-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 6