bezuinigingen op de groei van de collec tieve uitgaven te beperkt. Hij vindt dat die bezuinigingen zo'n 8 miljard gulden in plaats van 4 miljard zouden moeten belopen. Minister van Sociale Zaken Boersma heeft grote twijfels ten aanzien van de haalbaarheid van de beoogde loonmati ging en minister Lubbers van Economi sche Zaken ten slotte vindt het nodig dat, alvorens hij kan instemmen met een voortzetting van zijn huidige functie, een aantal aspecten nader worden verduide lijkt. Naast de bijstellingen aan het loonfront en in de sfeer van de collectieve lasten en uitgaven spreekt het akkoord zich over diverse andere zaken uit. Onder het hoofd 'inkomensbeleid' wordt onder an dere gesproken over maatregelen ten behoeve van de waarborging van een minimum-inkomen voor zelfstandigen en over een doeltreffend prijsbeleid. On der het hoofd 'structuurbeleid' wordt globaal aangegeven op welke wijze men een selectieve groei tracht na te streven. In dat verband worden onder andere ge noemd de spoedige invoering van de eerste fase van de Wet op de Investe ringsrekening, de uitbouw in aantal en werkingssfeer van de regionale ontwik kelingsmaatschappijen, de oprichting van overheidsbedrijven in gevallen waarin de privaat-economische rentabi liteit op korte termijn te kort schiet, de benoeming van regeringswege van een waarnemer bij het bestuur van grote fi nanciële instellingen (zie hiervoor ook 'elders in deze rubriek) en een consump- tiebeleid met als uitgangspunten opti male bestedingsmogelijkheden voor de consument en maatschappelijk gewen ste afzet. In het kader van het arbeidsmarktbeleid wordt het ten slotte wenselijk genoemd om door middel van verdergaande be perkingen in de inkomens waar mogelijk ruimte te scheppen voor creatie van ar beidsplaatsen in de kwartaire sector (overheid en verzorgende instellingen). De gemaakte afspraken roepen het beeld op van een overheid, die zich als nooit tevoren tot in de kleinste details met het bedrijfsleven bemoeit. Minister Lubbers, de bewindsman achter de Wet op de Investeringsrekening, wees er al op dat vooral de 'klankkleur' van het stuk de ondernemers moet hebben te leurgesteld. 'De overheid die het alle maal beter lijkt te weten en te doen zal velen in die kring eerder ontmoedigen dan bemoedigen'. Natuurlijk: 'Aux grands maux les grands remèdes'. We zijn er allemaal van door drongen, dat dit in de komende tijd hard nodig is. Lonen en collectieve uitgaven mogen niet onbeperkt stijgen, de werk gelegenheid moet verruimd, het be drijfsleven gestimuleerd. Daarvoor zal iedereen een bepaalde dosis overheids- Naast duidelijke nadelen zijn er soms ook voordelen verbonden om 'van bui ten' in een organisatie als de onze bin nen te komen. Ik sta daardoor soms iets vrijer tegenover sommige vragen, die vanouds onder ons een rol spelen. Daar bij denk ik dan bijvoorbeeld aan de 'autonomie' van onze banken. Zoiets speelt ontegenzeggelijk mee in onze sa menwerking, maar ik heb er geen be hoefte aan om daarover nu en voor alle tijden en gelegenheden het theoretisch verlossende woord te spreken. Helemaal een buitenstaander was ik echter ook niet. Nog steeds ben ik er vast van overtuigd, dat de kracht van onze organisatie als geheel ligt in het zelfstandig uitoefenen van het bankbe drijf ter plaatse waar de banken geves tigd zijn. Natuurlijk, we hebben allerlei afspraken en regels nodig. Daarvoor is de Centrale Bank en daarvoor zijn we nu bijvoorbeeld gezamenlijk met onze be leidsplanning bezig. Geen enkele afzon derlijke bank kan immers meer het ge heel van al die vaak zeer ingewikkelde bancaire financiële en intern organisato rische kwesties overzien. Maar die be leidsplanning betekent toch maar dat ie dere bank afzonderlijk zijn eigen inbreng moet overwegenIk vind het frappant, dat we dat ontdekten vrijwel gelijktijdig bij de start van de eerste plaatselijke banken. Eigenlijk is dat de aanleiding geweest voor het oprichten van de Cen trale Bank. Maar voor mij staat vast: het belangrijk ste moet komen van de banken zelf. Die hebben het contact met de leden, ken nen hun behoeften, weten hun mogelijk heden. Dat vormt de wezenlijke vulling van hun beleid. En dat moet ook door werken via onze structuur in het beleid van onze organisatie, ik geloof nadat ik dit nu ruim acht maanden van nabij heb mogen meemaken, dat we daar heel goed in slagen. Deze zaken heb ik ook sterk gevoeld toen ik in mei het kantoor van de nieuwe bank Almere opende. Een piepjonge bank, de Centrale Bank kan haar steu nen, maar zijzelf, de beheerders, directie en personeelsleden, moeten het gaan maken. Een zelfstandige, verantwoorde lijke taak. Ik heb toen ook gezegd, dat we eens zouden moeten bekijken of niet in het uitvoeringsvlak meer aan de ban ken overgelaten kan worden, ik bedoel de hiermee geen kritiek op concrete punten, ook niet een stellingnemen in welke autonomie-discussie dan ook, al leen een onderstreping van het belang dat ik hecht aan zelfstandig handelen en verantwoordelijkheid nemen. Ik ben er helemaal niet bang voor, dat dat ten koste zou gaan van de grote eenheid, want we weten heus wel, dat we elkaar nodig hebben en dat ieder in zijn eigen werkgebied met het grote geheel reke ning heeft te houden wil hij in de toe komst zijn bank overlevingskansen ge ven. Natuurlijk moeten we als grote bank instelling gezond zakelijk, zeg maar commercieel, handelen. Het woord 'commercieel' was vroeger onder ons nauwelijks gangbaar. Ik ben er niet zo huiverig voor, als we maar niet vergeten, dat we een coöperatieve organisatie zijn, die het niet wezenlijk te doen is om puur commerciële successen, maar die er is om zijn leden-cliënten, spaarders, particulieren, ondernemers - agrariërs en niet-agrariërs - en ook de grote be drijven daaronder, van dienst te zijn. Vanuit de eigen bank voor de plaatse lijke behoeften. En vanuit de Centrale Bank voor datgene dat hier duidelijk bo venuit gaat. Onze organisatie beschikt voor dit doel over een zeer grote groep bestuurders/beheerders die bereid zijn hiervoor zich in te zetten. Zij vertegen woordigen een enorm potentieel aan bestuurskracht. Misschien is dit wel het belangrijkste 'kapitaal' dat ons ter be schikking staat. Aan de vooravond van de bespreking van ons beleidsplan moeten we dit goed bedenken. De normen voor goed ban cair handelen door hen gehanteerd in het licht van onze organisatie mogen niet worden opgegeven of ingelost voor uitsluitend commerciële normen. Lardinois

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 5