geld- en kapitaalmarkt De ontwikkelingen in de achter ons liggende maanden hebben wederom duidelijk aangetoond dat het bestaan van een valutaslang voor alle deelnemende landen diepgaande consequenties heeft. In ons land uiten deze zich meestal op een bepaald moment doordat De Ne- derlandsche Bank verplicht interventies moet uitvoeren als óf andere munten óf onze eigen munt de maximaal toelaatbare (afgesproken) grenzen nadert. Het gevolg is dan dat de Nederlandse geldmarkt wordt verkrapt of verruimd waarvan ernstige consequenties voor de ren te kunnen uitgaan. Hetzelfde doet zich voor op de geld markten van de andere deelnemende landen. Een ander gevolg is echter dat de vaste pariteiten niet gedurende lange tijd gehandhaafd kunnen blijven door dat de economieën van Duitsland, Nederland, België, Denemarken, Noorwegen en Zweden zich sterk ver schillend ontwikkelen. Op grond van het feit dat zich dan fundamentele onevenwichtigheden voordoen, kun nen op bepaalde momenten re- of devaluaties worden gerechtvaardigd. Helaas worden deze vaak (enigszins) verergerd door de valutaire speculaties waar in het algemeen slechts be trekkelijk kort, zonder teveel schade, weerstand aan is te bieden. Een winstpunt van met name het laatste jaar is dat de officiële re- en devaluaties van de slangmun- ten op momenten plaats hebben gevonden dat dit nog niet algemeen werd verwacht c.q. hiertegen werd ge speculeerd. Ook de afgelopen maand vonden er aanpassingen plaats. Helaas was de aanleiding dit keer dat Zweden het verstandiger achtte om de slang te verlaten. Daarbij devalueerde zij tegelijk met 10% ten opzichte van een 15-tal munten van landen waarmee zij de meeste han del voert. Daarnaast devalueerden Denemarken en Noorwegen met 5 Zweden hoopt zo, in samenhang met tal van binnenlandse maatregelen, de economie weer nieuw leven in te blazen. Daarbij beoogt men een terugkeer tot de slang. De ervaring heeft echter uitge wezen dat dit geenszins een eenvoudige zaak is. Van alle landen die in de loop der tijd zijn uitgetreden is im mers alleen Frankrijk, en dan nog slechts korte tijd, te ruggekeerd. De Nederlandse geldmarkt vertoonde in augustus een sterk wisselend beeld. Zo werd de maand met een klein overschot ingezet dat vervolgens omsloeg in een fors tekort. Tegen het begin van september was dit echter weer sterk teruggelopen. De verkrapping werd met name veroorzaakt door de grote afdrachten van allerlei belastingen, welke duide lijk boven de prognoses lagen. Daardoor kon het te goed van 's Rijks Schatkist bij De Nederlandsche Bank medio augustus oplopen tot f4,5 miljard hetgeen zon der meer, en zeker voor deze maand, als bijzonder hoog mag worden aangeduid. Vervolgens deed het Rijk zeer grote betalingen (haar saldo daalde tot f2,5 miljard) waardoor de geldmarkt overeenkomstig kon verruimen. De Nederlandsche Bank ging de rentestijging welke een gevolg zou zijn van deze verkrapping tegen ten ein de de gulden binnen de slang niet sterker te laten wor den. Dit deed zij door middel van een enkele contante interventie, valutawaps en een speciale belening. De totale tijdelijke steun beliep rond de 20e augustus f 1 552 miljoen waarvan f 1 087 miljoen speciale bele ning en f465 miljoen dollarwaps. De rente op driemaands interbancaire deposito's kwam in augustus gemiddeld op 3,60 tegen 3,17 in juli. De rente op de kapitaalmarkt daalde snel. De rentewij- zer kwam van 8,04 in juli op 7,67 in augustus. Deze daling werd met name door het buitenland te weeggebracht. Het vertrouwen van het buitenland in de gulden en het renteverschil met andere landen die eveneens een sterke munt hebben is nog steeds zoda nig, dat het buitenland hier graag guldenswaarden komt kopen. Inherent hieraan is echter het grote gevaar van massaal afstoten als men niets meer in Nederland se obligaties ziet. In het nabije verleden zijn er voldoen de voorbeelden te vinden van situaties die in de toe komst weer kunnen gaan ontstaan. Als eerste in augustus was de Staat der Nederlanden aan de beurt om een obligatielening te emitteren. Door middel van het tendersysteem werd een 73/> lening uitgegeven met een gemiddelde looptijd van 8 jaar. Te gen een koers van 101 werd het bedrag op f 600 mil joen vastgesteld, waarmee de vijfde Staatslening van 1977 tevens de grootste werd. Vervolgens werd door de Nederlandse Waterschaps- bank een lening met dezelfde couponrente uitgegeven ter grootte van f100 miljoen tegen een uitgiftekoers van 100,3 De looptijdconstructie was met 5 3 jaar enigszins afwijkend van hetgeen gebruikelijk is. Ook deze lening vond een warm onthaal. Hetzelfde gold voor de 8 lening van Slavenburgs Bank (f 50 miljoen, gemiddelde looptijd 51/2 jaar, uitgiftekoers 101 Op de eerste dag van september was de Bank voor Ne derlandsche Gemeenten wederom aan de beurt. Het succes van deze lening (f200 miljoen, gemiddelde looptijd 5'/2 jaar) was enorm ondanks het feit dat de I couponrente van IVï de laagste van dit jaar was.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 38