Gesprek met landbouw
Bij de aanbieding van het eerste Memorandum beloof
de de formateur om nog voorstellen te doen voor enke
le sectoren waaronder de landbouw. Daar is niets van
gekomen. De heer Den Uyl verliet namelijk eind juli de
weg van de gedetailleerde afspraken en schetste in au
gustus in achttien punten de vaag gehouden omtrek
ken van het sociaal-economisch beleid. Daarin was
geen plaats voor uitspraken over de landbouwpolitiek.
De formateur zou daar overigens wel enig materiaal
voor hebben kunnen verzamelen tijdens het gesprek
dat hij eind juli had met een delegatie van het Land
bouwschap.
Het directe contact tussen de formateur en het bedrijfs
leven was een nieuwigheid waarmede de heer Den Uyl
begon door het initiatief te nemen tot gesprekken met
de vertegenwoordigers van de centrales van werkge
vers en werknemers. De landbouw en de middenstand
voelden zich toen achtergesteld en lieten dit duidelijk in
de pers weten. Formateur Den Uyl gebruikte een mid
dag van politieke windstilte om het goed te maken.
Eén van de grootste zorgen voor de formerende partijen
is de stijging van de overheidsuitgaven, leder vindt dat
deze stijging beperkt moet worden, de één meer, de
ander minder. In het gesprek met de formateur kwam
het Landbouwschap zijn eerder geschreven brief toe
lichten en daarin is een reeks van wensen opgenomen
die tot een verhoging van de overheidsuitgaven leiden.
De heer Den Uyl zal op dat laatste niet hebben zitten
wachten, maar hij zal in die wensen toch een aantal
hebben kunnen aantreffen dat in het verlengde van an
dere onderdelen van zijn voorgenomen beleid ligt. Zo
vroeg het Landbouwschap om een aanvulling van be
staande sociale regelingen ter bescherming van de
laagste inkomens in de land- en tuinbouw.
In zijn achttien punten spreekt de formateur over de
waarborging van een minimuminkomen van zelfstan
digen, zonder overigens aan te geven hoe dat moet
worden verwezenlijkt. Tijdens het vorige kabinet werd
door minister Boersma gesproken over een kaderwet
waarin dit minimuminkomen is opgenomen en deze
wet is nog steeds 'in voorbereiding'.
Een andere wens van het agrarisch bedrijfsleven welke
aan zou kunnen sluiten bij het algemene regeringsbe
leid, is de grotere druk van het structuurbeleid op de
middengroep van landbouwbedrijven. De gemeen
schappelijke noemer wordt hier gevormd door de zorg
voor de werkgelegenheid.
Verborgen werkgelegenheid
De leider van de Landbouwschapsdelegatie welke een
bezoek bracht aan formateur Den Uyl, de heer ir. D. Lu-
teijn, gebruikte de term 'verborgen werkgelegenheid'
om aan te geven dat er eigenlijk nog ruimte in de land
bouw is voor meer werkenden. Hij doelde daarbij op de
veehouderij waar bijzonder lange werktijden worden
gemaakt en waar door inschakeling van de bedrijfsver-
zorgingsdiensten extra arbeid kan worden ingezet.
Hierdoor zouden de veehouders een kortere werkweek
kunnen hebben en ook nog een jaarlijkse vakantie kun
nen genieten.
De term 'verborgen werkgelegenheid' trekt de aan
dacht omdat wat de landbouw betreft vaak gesproken
is van het omgekeerde, de verborgen werkloosheid. In
zijn meest duidelijke vorm is de verborgen werkloos
heid dat er op de boerderij te weinig te doen is om ie
dereen iets om handen te geven. Als algemeen ver
schijnsel behoort dit echter tot het verleden en indien
er voor iedereen een voldoende inkomen is, zou het be
staan ervan nog niet eens zo erg zijn. Anders wordt het
wanneer een bedrijf onvoldoende mogelijkheden biedt
om een verantwoord inkomen te geven aan degenen
die er werkzaam zijn. Zo'n bedrijf biedt dan geen volle
dige arbeidsplaats, ervan uitgaande dat een arbeids
plaats evenals bij werknemers het geval is niet alleen
een aantal werkuren moet opleveren maar ook een mi
nimuminkomen moet meebrengen. Hier zal door
schaalvergroting en door meer investeringen tot een
volledige arbeidsplaats kunnen worden gekomen.
Bij de idee van de verborgen werkgelegenheid gaat het
om een teveel aan werkuren. Deze lange werktijden
zijn echter in het algemeen nodig om het inkomen op
peil te brengen op een overigens naar investeringen en
arbeidsorganisatie modern bedrijf. Er is dan ook geen
ruimte voor het betalen van de volledige kosten van de
bedrijfsverzorgingsdiensten. Indien de overheid er ech
ter iets aan is gelegen om de werkgelegenheid uit te
breiden dan zou hier een mogelijkheid zijn welke door
het verstrekken van subsidies benut kan worden.
Er zijn reeds subsidies gegeven ten einde een eerste
stimulans te geven aan het inschakelen van bedrijfsver
zorgingsdiensten en om het eerste jaar van arbeidson
geschiktheid te overbruggen wanneer de volksverzeke
ring nog geen uitkering geeft. In het kader van het loon-
overleg is er begin van dit jaar een aanvullend bedrag
van 13,5 miljoen gulden toegezegd waardoor met deze
steun kan worden doorgegaan en wellicht een verbete
ring mogelijk is.
Kleinschalig
De belangstelling van beleidsinstanties voor het klein
schalige bedrijf is de laatste tijd toegenomen. In de Me
morie van Toelichting op de Wet Investeringsrekening
wordt gewezen op het nut en de betekenis van de
kleinschalige ondernemingen in onze economie. Als as
pecten daarvan worden genoemd het belang voor het
leefmilieu, de menselijke maat, de innovatiekracht die
van middelgrote en kleine ondernemingen kan uitgaan
en de mate van decentralisatie. Na de 'achttien punten'
van het formatieoverleg krijgt het midden- en kleinbe
drijf ook bijzondere aandacht.
Deze belangstelling is begrijpelijk nu in de huidige fase
van de conjunctuur de massale industriële ondernemin
gen zulke grote problemen hebben welke noodzakelijk
massale consequenties vooral voor de werkgelegen
heid hebben. Het kleinschalige bedrijf lijkt over meer
veerkracht te beschikken. In het 'Meerjaren Perspec
tief', een discussienota van de Industriebond NKV,
wordt de kleinschaligheid aanbevolen als mogelijkheid
om zinvolle arbeid te scheppen voor degenen die onder
de Ziektewet of Arbeidsongeschiktheidsverzekering
vallen en tot niets doen verplicht zijn hoewel zij wel
enige arbeid zouden kunnen verrichten. Deze 'verbor
gen werkloosheid' zou nuttig gemaakt kunnen worden
door het scheppen van 'alternatieve kleine zelfstan
digen' die taken op zich nemen die nu niet meer profes
sioneel worden verricht.
Als voorbeelden worden genoemd het aan huis bezor
gen en het verrichten van kleine 'klusjes Dit zal op
gang moeten worden gebracht door de sociale uitkerin
gen als basisinkomen te handhaven en een startkapi
taaltje te verstrekken.
Kapitaal en arbeid
Tegen de achtergrond van deze vergrote belangstelling
zou de land- en tuinbouw met enige tevredenheid kun
nen vaststellen dat daar het middelgrote en kleine be
drijf nog steeds het overheersende bedrijfstype is. Dit is
maar ten dele een vrije keus geweest, economische
factoren hebben hierbij een doorslaggevende rol ge
speeld. Het markt- en prijsbeleid en de pachtvorming
van de overheid zorgden ervoor dat de zelfstandige