>io - toenemende werkloosheid en een groei ende inflatie. Hierdoor kwam ook de structurele zwakheid van een aantal EEG-landen duidelijk naar voren. Wat de Europese gedachte betreft, kwam de reeds tot stand gebrachte integratie da nig op de tocht te staan als gevolg van het nemen van een aantal protectionisti sche maatregelen ter stimulering van de nationale economieën. De verschillen in de groei van het bruto nationaal produkt, het inflatiecijfer, het werkloosheidspercentage en het saldo op de lopende rekening van de beta lingsbalans zijn dan ook aanzienlijk tus sen de verschillende landen (zie tabel I. middelpunt van de belangstelling moe ten blijven staan. Wat de positie van Europa als groep be treft, is het een goede ontwikkeling dat de EEG bij het jongste topoverleg in Lon den, in tegenstelling tot de vorige bij eenkomsten in Rambouillet en Puerto Rico, was vertegenwoordigd. Het is dui delijk dat Europa zich steeds duidelijker in het wereldgebeuren zal manifesteren, iets wat gezien de groeiende onafhanke lijkheid wat energieaanvoer betreft, ook mogelijk zal zijn. De grote behoefte welke er in onze hui dige samenleving aan energie bestaat. len aantasten en derhalve het gevaar van abrupte verhogingen van de olieprij zen zal reduceren. Wat West-Europa betreft, is op het ogenblik bijna 60% van de olie-invoer afkomstig van de OPEC-groep. Europa's toekomstmogelijkheden zien er evenwel zonnig uit. Het Noordzeegebied heeft een olie-potentieel, dat zich met het Midden-Oosten kan meten. De middel lange termijnmogelijkheden voor olie exploitatie overtreffen steeds weer de verwachtingen en naar schatting kan de laatste twee decennia van deze eeuw Europa voor 75 in zijn eigen verbruik voorzien. Tabel I saldo groei bruto prijsindex- werkloosheids- lopende rekening nationaal produkt cijfer percentage (in miljarden S) '74 '75 '76 '74 '75 '76 '74 '75 '76 '74 '75 '76 Denemarken 1,6 -1,0 5,0 15,0 00 00 9,0 2,4 5,2 4,9 -1,0 -0,5 -1,7 West-Duitsland 0,7 -3,3 5,7 7,3 6,1 4,5 2,2 4,1 4,0 9,2 3,1 2,0 Frankrijk 2,9 -1,3 5,0 13,9 11,5 9,5 2,3 3,8 4,3 -7,9 -0,2 3,6 Ierland 0,8 -0,5 3,5 15,7 21,3 18,0 6,4 9,2 10,0 -0,7 0 -0,3 Italië 3,4 -3,7 4,5 20,2 17,4 17,0 2,9 3,3 3,5 -8,0 -0,5 2.8 Nederland 2,9 -0,9 3,7 10,0 10,5 9,5 3,0 4,3 4,7 2,0 1,6 2,2 België 4,2 -1,8 3,7 13,0 12,1 9,0 2,6 4,5 6,0 1,0 0,8 Luxemburg 3,4 -7,7 3,1 9,5 10,7 9,0 0,2 0,4 Verenigd Koninkrijk 0,2 -1,6 3,0 15,4 22,0 16,0 2,6 4,0 5,5 -8,4 -3,8 3,2 Gehele EEG 1,8 -2,4 4,8 12,6 12,2 10,3 2,5 3,9 4,5 -12,8 0,6 6,7 Ook voor 1977 is een snelle economi sche groei in de Economische Gemeen schap onwaarschijnlijk. Alleen voor West-Duitsland mag op een redelijke groei van het bruto nationaal produkt van 5 worden gerekend. Deze ver wachting is gebaseerd op de thans aan wezige binnen- en buitenlandse vraag naar consumptieve en investeringsgoe deren en de stimuleringsmaatregelen. De andere landen van de EEG zullen ge holpen kunnen worden door een groei ende buitenlandse vraag en een geza menlijke aanpak van de problemen via produktiviteitsverbetering, matiging van loon- en prijsstijgingen, koersstabilisatie en een herstel van de betalingsbalanste korten. Wil het streven naar een Europese Mo netaire Unie in realiteit worden omge zet, dan zal het nader tot elkaar brengen van de nationale economische ontwik kelingen hoog op de urgentielijst moe ten staan. Van de Europese Raad, de bijeenkomst van de regeringsleiders van de negen EEG-landen, zal in de toekomst een gro tere invloed op het economische gebeu ren in Europa moeten uitgaan. Vooral de strijd tegen de recessie en de verbete ring van de handelsbetrekkingen (inclu sief de Noord-Zuid dialoog) zullen in het kwam ten tijde van de oliecrisis eerst goed naar voren. Tot de jaren zeventig bleef de prijs van de energie, en daar mee wordt dan met name olie bedoeld, steeds constant en dat ondanks de alge hele tendens tot prijsstijgingen. In feite was er zodoende sprake van een relatie ve daling van de olieprijzen. Later wer den de prijzen regelmatig aangepast en reeds aan het einde van de zeventiger jaren was het duidelijk dat er een grote afhankelijkheid van het Midden-Oosten ging ontstaan. Deze ontwikkeling blijkt ook uit het verloop van de lopende reke ning van de betalingsbalans in de ver schillende landengroepen (zie tabel II). Slaagt men er in de onderlinge verschil len in economische ontwikkeling verder te neutraliseren, dan is een ontwikkeling in de richting van een Economisch en Monetaire Unie van Europa dan ook ze ker mogelijk. Tabel II (in miljarden 1974 1975 1976 1977 1978 OPEC (olielanden) 65 35 42 36 30 OECD (industrielanden) -30 - 7 -26 - 18 -15 Ontwikkelingslanden -22 -32 -24 -28 —25 Grote geldstromen gaan er jaarlijks uit alle delen van de wereld naar de OPEC. Het ligt evenwel voor de hand dat de nieuwe energiebronnen in de Noordzee, in China en in overige communistische landen de monopoliepositie van de OPEC-groep als energieleverancier zul-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 27