europese integratie ftkiL vergeten dat er aan een dergelijk sy steem van onderling vaste wisselkoer sen ook nadelen zijn verbonden en dat dit juist de monetaire toekomst van Europa in de weg kan staan. Normaal immers werkt de wisselkoers (bij vrije koersvorming) regulerend op de economie. Is een land in vergelijking met het buitenland te duur, waardoor zijn concurrentiepositie verslechtert, dan zal er automatisch via het proces van vraag en aanbod een aanpassing plaats vinden en vice versa. Wanneer er wordt gesproken over de Europese integratie, dan kan dit wor den bezien vanuit verschillende invalshoeken. Voor velen is één groot Euro pa, te vergelijken met de Verenigde Staten van IMoord-Amerika, synoniem met één machtsblok, één munt en één gemeenschappelijke politiek. Dit is ook de richting waar het met Europa naar toe moet. De bedoeling is dat het streven naar economische en monetaire samenwerking volgens het op de topconferentie van regeringsleiders in 1972 genomen besluit voor het jaar 1980 zal resulteren in een economische unie. Bestudering van bijvoorbeeld de monetaire geschiedenis van Europa leert evenwel dat het eerder lijkt of er sprake is van een desintegratie dan van een integratie op Europees mo netair terrein. Beperken wij ons tot de gebeurtenissen sedert 1971, het jaar van het Smithonian Agreement, dan komt dit duidelijk naar voren. Monetaire samenwerking Toen in april 1972 het Europese valu ta-arrangement tot stand kwam, waren vele Europese landen lid van deze slang: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en later Engeland en Denemarken. Al snel bleken de on derlinge spanningen, zoals deze zich manifesteerden in koersverhoudingen, zo groot, dat vele landen al dan niet de finitief moesten afhaken. De deelne mende landen spraken af dat zij, indien nodig, eikaars valuta zouden steunen. Dit zou met name actueel worden wan neer de werkelijke koers meer dan 2,25% boven of onder de afgesproken spilkoers zou komen. Gebeurt dit, dan gaan de centrale banken van de aan het valuta-arrangement deelnemende lan den in de valutamarkt interveniëren. Een ingreep die overigens onprettige conse quenties voor de nationale economie kan hebben via de situatie op de binnen landse geldmarkt. Het behoeft geen be toog dat deze interventies derhalve het binnenlandse monetaire beleid danig kunnen verstoren, maar ter wille van de koersstabiliteit is men bereid dit offer te brengen. In de praktijk kan het voorkomen, dat een centrale bank gedwongen is buiten landse valuta's te verkopen, terwijl deze in onvoldoende mate aanwezig zijn. De hiertoe noodzakelijke bedragen worden geleend en de saldi worden periodiek verrekend via het Europese Fonds voor Monetaire Samenwerking. De rol welke dit Fonds speelt is van grote betekenis voor het effectief functioneren van het slangarrangement en daarmede voor de Drs. A. H. A. van der Meer Stafgroep Internationaal Beleid (Internationale aangelegenheden) voortgang van de nagestreefde mone taire integratie van Europa. Behalve dat het Europese Fonds voor Monetaire Samenwerking een onmisba re plaats binnen het Europese valuta-ar rangement inneemt, is het in principe mogelijk dat het Fonds uitgroeit tot de toekomstige Europese Centrale Bank. Vooralsnog zal de nadruk evenwel op het eerste aspect liggen. Sedert 1972 heeft een groot aantal lan den de slang, al dan niet tijdelijk, verla ten en op dit moment nemen naast ons land alleen nog België, Denemarken, Duitsland, Luxemburg en (geassocieerd) Noorwegen aan het arrangement deel. Wil men daadwerkelijk tot een Verenigd Europa komen dan is het nodig dat ook Engeland, Ierland, Frankrijk, Italië, Zwit serland en wederom Zweden gaan parti ciperen. Op deze wijze zou er een echt koersver- band ontstaan binnen de EEG-landen en Zwitserland. Letten wij op de actuele toestand, dan is het duidelijk dat dit ide aal nog lang niet verwezenlijkt kan wor den. Zelfs binnen de thans kleine groep deelnemende landen treden er regelma tig spanningen op. Van de andere kant mag niet worden Vaste wisselkoersen, zoals deze binnen het Europese valuta-arrangement be staan, belemmeren de volledige uitwer king van vraag- en aanbodverhoudingen door middel van interventies van de ver schillende centrale banken. Het gevolg is dat bestaande verschillen in economi sche ontwikkeling onvoldoende worden weggewerkt. Ook in de huidige situatie zullen er daarom regelmatig koersaan- passingen moeten blijven plaatsvinden. Het streven dient te zijn gericht op een 'managed floating' welke uitgaat van het scheppen van evenwichtige koers en prijsverhoudingen tussen de Europe se landen. Bezien we het verschil in valutaire ont- wikkeling tussen de aan het arrange ment deelnemende en de overige EEG-landen, dan is de divergentie bij de eerste groep duidelijk geringer. De weg naar een monetaire integratie van Euro pa is wel ingeslagen, maar het aantal effectief deelnemende landen zal een forse uitbreiding moeten ondergaan. Daarnaast zal bij alle Europese landen de economische politiek zoveel mogelijk geïntegreerd dienen te worden en moe ten er, indien nodig, koersaanpassingen plaatsvinden. Ook op monetair terrein, waarbij kan worden gedacht aan de dis contopolitiek en de groei van de geld- hoeveelheid, zal er een grotere mate van coördinatie moeten optreden. Behalve een 'deepening' zal in de toekomst ook een 'widening' van het valuta-arrange ment dienen te worden nagestreefd, ten einde tot de gewenste Economische- en Monetaire Unie te geraken. Ook op an dere terreinen, zoals ten aanzien van de nog bestaande restricties in het interna tionale kapitaalverkeer, liggen er nog voldoende onderwerpen welke nader onderling overleg en verdere samenwer king vereisen. Een belangrijk punt is ook de uitbouw van een Europese Reken eenheid, welke tevens dienst kan doen bij de afrekening van de interventiebe dragen. De overgang van de Europese Rekeneenheid tot een munt met een volledige internationale monetaire func tie ligt nog ver weg. Economische samenwerking De economische recessie, welke vooral de eerste jaren sedert 1974 Europa teis terde, uitte zich in een lagere groei, een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 26