Ook de nadelen van de plaatselijke zelf
standigheid kwamen aan de orde. De
heer Jansen Schoonhoven sloot zich
hiervoor aan bij hetgeen reeds eerder, in
1971, op een bijeenkomst van de
CEA-CICA-werkgroep naar voren was
gebracht:
a De geringe bedrijfsomvang van de
plaatselijke banken vermindert de mo
gelijkheid voor een intern evenwicht
tussen toevertrouwde middelen en kre
dietbehoefte.
b Er is geen toegang tot de geld- en ka
pitaalmarkt.
c De spreiding van de toevertrouwde
middelen is beperkt en vereist hogere li- j
quiditeitsvoorzieningen.
d Ook de spreiding van de kredieten is
vaak ongunstig en verhoogt de risico's
in het kredietbedrijf.
e De absolute hoogte van de afzonder
lijke kredieten die de plaatselijke bank
zelf kan verstrekken, is beperkt,
f De mogelijkheden voor technische ra
tionalisering van het bankbedrijf zijn be
perkt.
g Er zijn geen specialisten voor de ver
schillende gebieden van het bankbedrijf,
h Daar een recht om instructies te ge
ven voor de centrale instellingen niet -
of slechts binnen zekere grenzen - be
staat, worden centrale disposities van
de gehele organisatie ten laste van het
gemeenschappelijke potentieel van de
groep bemoeilijkt.
De opgesomde nadelen zijn even zoveel
factoren die de concurrentiepositie van
de coöperatieve banken nadelig beïn
vloeden. Naarmate de concurrentie van
andere banken sterker wordt, zal daar
om het gemeenschappelijk opereren op
centraal niveau ter compensatie van
deze nadelen aan gewicht moeten win
nen.
Noodzaak van krachtenbundeling
Uitvoerig wees de heer Jansen Schoon
hoven er vervolgens op hoe de concur
rentie in het bankwezen gedurende de
afgelopen decennia aanzienlijk is ver
scherpt. Niet in alle landen zullen dezelf
de factoren daarbij een gelijke rol ge
speeld hebben, maar in grote lijnen zul
len de verschillen wat dit betreft niet zo
groot zijn.
Kijkend naar zijn eigen land, Nederland,
noemde de heer Jansen Schoonhoven
als hoofdoorzaken van de toegenomen
concurrentie de sterke brancheverva
ging, de uitbreiding van het cliëntenbe
stand en het dienstenpakket, met name
in de retailsector, en de concentratieten
dens.
Hij merkte ook op, dat sinds kort de con
currentie in het Nederlandse bankwezen
nog meer wordt aangewakkerd door een
actievere opstelling van de Rijkspost
spaarbank en de Postgiro. Deze lopen
hiermee vooruit op de plannen om door
middel van samengaan te komen tot
een Postbank met een universeel dien
stenpakket. Ten grondslag aan deze
plannen ligt de achteruitgang in markt
aandelen die deze beide instellingen op
hun specifieke terreinen, het aantrekken
van spaargelden en het girale geldver
keer, te verduren hebben gekregen.
Het is de taak van de centrale instellin
gen om de nadelen aan het systeem van
zelfstandige lokale banken zoveel moge
lijk te ondervangen. Deze noodzaak
klemt des te meer naarmate de coöpe
ratieve bankorganisatie in haar bedrijfs
uitoefening sterker wordt geconfron
teerd met volledig gecentraliseerde
Ter wille van de continuïteit vergt het
groepsbelang in ruime mate concessies
van het individuele korte-termijnbelang.
Als voorbeeld daarvoor wees de heer
Jansen Schoonhoven op de Raboban-
ken. Deze kennen reeds lange tijd een
hechte eenheid. In hun liquiditeits-, ren
te-, acquisitie-, produkt- en vestigings
beleid volgen de lokale banken gemeen
schappelijke regels en richtlijnen, res
pectievelijk conformeren zij zich in hoge
mate aan de adviezen van de Centrale
Rabobank. Die eenheid van optreden
van de coöperatieve banken wordt in
Nederland ook bevorderd door het over
heidstoezicht op het bankwezen.
Elke willekeurige moderne balie van
onze banken hier een voorbeeld bij de
Rabobank De Bilt - doet reeds vermoe
den, dat er zeer veel komt kijken om
onze bankdiensten overeenkomstig de
'eisen-des-tijds' te verrichten.
bankinstellingen van vergelijkbare im
portantie.
Een organisatievorm is nooit doel op
zichzelf doch middel om een doelstelling
te realiseren. Daarom zal zij voortdurend
aan het doelmatigheidsbeginsel moeten
worden getoetst. Inherent aan de doel
stelling van dienstbaarheid aan de le
den- en cliëntenkring is het waarborgen
van de continuïteit. Ook de belangen
van degenen die hun arbeid in dienst
stellen van de coöperatieve bankorgani
satie spelen hierbij een voorname rol.
Naarmate het veilig stellen van de conti
nuïteit zwaardere eisen stelt zal het indi
viduele belang meer ondergeschikt
moeten worden gemaakt aan het
groepsbelang. Zoals aan de lokale
coöperatieve bank het solidariteitsbe
ginsel ten grondslag lag, zo is ook soli
dariteit van de afzonderlijke banken bin
nen de organisatie in de huidige om
standigheden meer dan ooit geboden.
De toepassing van het officiële toezicht
van De Nederlandsche Bank op de gehe
Ie organisatie in plaats van op de afzon
derlijke banken betekent niet alleen een
erkenning van de organisatorische
eenheid, doch stelt tevens extra eisen
aan de waarborging van het groepsbe
lang. Natuurlijk greep de heer Jansen
Schoonhoven de gelegenheid aan om
een ontwikkeling van recente datum uit
te leggen: het streven om te komen tot
een beleidsplanning op middellange ter
mijn voor de gehele Rabobankorganisa-
tie.
Al was er ook in het verleden binnen de
Rabobankorganisatie reeds in vergaan
de mate sprake van een door de hele
organisatie gedragen en uitgevoerd be
leid, dit impliceerde tot nu toe voorna
melijk een reageren op zich reeds voor
doende ontwikkelingen. Steeds meer is
echter de behoefte aan een gecoördi
neerd anticiperend beleid voelbaar ge
worden. Vandaar dat nu beleidsplan
ningsprocedures tot ontwikkeling zullen
komen.
Technische concentratietendensen
Naast de behoefte aan een meer ge
meenschappelijke beleidsplanning.