sief de lonen enz. welke betrekking heb ben op de investeringen in eigen be heer). De consumptie van de overheid is van 1966 op 1975 toegenomen van f 11 709 miljoen tot f37 040 miljoen, dus iets meer dan een verdrievoudiging ('66 100; '75 316). De consumptieve be stedingen van gezinshuishoudingen stij gen in dezelfde periode van f42 957 miljoen tot f119 470 miljoen, bijna ver drievoudigd ('66 100; '75 278). De gezinnen blijven achter bij de overheid. De consumptie van de overheid zag er nader gespecificeerd in 1975 als volgt uit (in miljoenen guldens); Lonen, salarissen en sociale lasten f 27 870 Afschrijvingen f 1 370 Indirecte belastingen betaald door de overheid zelf f 120 Materiële consumptieve bestedingen f 9 460 Verkoop van goederen en diensten - f 1 780 Totaal f 37 040 Als men de diverse posten van deze ta bel beziet, dan constateert men dat een aantal posten op het eerste gezicht niets met consumptie te maken hebben. De oorzaak is gelegen in het feit dat, zoals reeds eerder gesteld, de overheidsdien sten niet alle een prijs hebben. De be langrijkste post uit dit geheel is de ma teriële consumptieve bestedingen, hier van gaat ongeveer 50 naar het nor male bedrijfsleven, echter meestal wel met inschakeling van het Rijksinkoopbu- reau. De andere helft gaat naar onder andere brandstoffen en militaire uitrus ting. Voor de bedrijven zijn veel meer van be lang de consumptieve bestedingen door de gezinshuishoudingen zoals zojuist al bleek. Deze consumptieve bestedingen worden verdeeld in drie hoofdgroepen; (in miljoenen guldens): miljard. Niet via de detailhandel gaat 47 of f 70 miljard. Binnen de detail handel kan de scheiding grootwinkelbe drijf en midden- en kleinbedrijf worden aangebracht. Dan gaat 41 via het midden- en kleinbedrijf en 12 via het grootwinkelbedrijf. Het EIM raamt dat het ambacht en de horeca (midden- en kleinbedrijf) 13% van de totale consumptieve bestedingen voor hun rekening nemen. Het totale midden- en kleinbedrijf ontvangt dus 54% (in 1975) van de bestedingen. In 1970 was dit echter nog 61 Deze da ling kan niet worden toegeschreven aan de groei van het grootwinkelbedrijf, daar de marktaandelen vrijwel constant blij ven. Dit houdt dus een verschuiving in het bestedingspatroon van de consu ment in. Bezien we eens onderstaande bestedingsgroepen in de categorieën overige goederen en diensten, dan krij gen we al snel een indruk waar de oor zaak is gelegen. Het achterblijven van de bestedingen bij De vaste standplaats neemt een belang rijke plaats in bij de afzet van bloemen. V oedings- en genotmiddelen f 30 480 Duurzame consumptiegoederen f31800 Overige goederen en diensten f 56 970 De eerste twee hoofdgroepen blijven reeds jaren achter bij de totale bestedin gen. Binnen de sector bedrijven is dan weer de detailhandel de belangrijkste catego- j rie met zo n 53 van de totale con- J sumptieve bestedingen en wel bijna f 79 (in miljoenen guldens) 1966 1975 Elektriciteit, gas, water 1 201 2,8 4 660 3,9 Woningdiensten (huren) 2 837 6,6 9 340 7,8 Genees- en verbandmiddelen 328 0,8 1 010 0,8 Diensten van ziekenhuizen, sanatoria, psychiatrische inrichtingen e.d. 1 319 3,1 8 110 6,8 Overige gezondheidsdiensten 1 093 2,5 4010 3,3 Diensten van sociale instellingen 306 0,7 2 580 2,1 Totaal van deze categorieën 16,5 24,7 Totale consumptieve bestedingen 42 957 100 119 470 100

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 35