agri-business
maakt het hun mogelijk een dergelijke
strategie te volgen.
III Welke strategie kan door de
coöperaties worden gevolgd?
In een aantal landen blijkt dat de invloed
van de grote ondernemingen op de na
tionale wetgeving sneller groeit dan die
van de boeren en hun organisatie. De
coöperaties zullen zich daarom meer
moeten richten op politieke activiteiten,
ook al worden hierdoor de economische
verhoudingen niet direct gewijzigd. Met
name in de ontwikkelingslanden moet
de eerste stap op weg naar gewijzigde
marktverhoudingen gedaan worden
door de vereniging van producenten, om
te voorkomen dat deze niet meer als en
keling tegenover de grote bedrijven
staan.
Vervolgens zou men moeten trachten
een grotere invloed te verkrijgen op de
organisatie van de markt, waarbij ook de
verdere verwerking van de basisproduk-
ten ter hand moet worden genomen.
De groeistrategie die de coöperaties
kunnen ontwikkelen is echter onderhe
vig aan beperkingen die voortvloeien uit
de aard van het coöperatiewezen. Het
coöperatiesysteem is nationaal georiën
teerd en is daarbij onderworpen aan de
nationale wetgeving op diverse gebie
den. Dientengevolge kan géén gebruik
worden gemaakt van de voordelen en
tekortkomingen van het internationale
systeem. De coöperatie-activiteiten zijn
vaak beperkt tot bepaalde produkten en
beperkte regio's. In de meeste gevallen
hebben coöperaties niet de mogelijkhe
den tot vergroting van het eigen vermo
gen die de multinationals hebben (bij
voorbeeld aandelenemissies). Hierbij
komt dat de coöperatie-activiteiten -
verzamelen en zij het vaak op beperkte
schaal, veredelen van primaire produk
ten - niet bijzonder winstgevend zijn. Dit
kan leiden tot financieringsproblemen
bij het ondernemen van nieuwe activi
teiten. Ondanks de genoemde beperkin
gen zijn er echter samenwerkingsver
banden tussen coöperaties ontstaan die
de moeilijkheden trachten te overwin
nen. Door een verdergaande samenwer
king en de creatie van eigen nationale
merknamen kunnen de coöperaties een
goed antwoord geven op de strategie
van de multinationals. In de zuivelindus
trie hebben coöperaties in Frankrijk en
Japan op deze wijze een zeer sterke po
sitie op kunnen bouwen.
Ook in de granensector zou men tot sa
menwerkingsverbanden moeten komen.
Vooral de handel is in. deze sector in
handen van vijf grote ondernemingen
(Cargill, Continental Grain, Cook, Bunge
en Dreyfus). Met uitzondering van Cook
Industries worden deze ondernemingen,
die gezamenlijk 80 van de Amerikaan
se export verhandelen, beheerst door
een paar families. Het blijkt dat in Frank
rijk deze multinationals een groeiend
aandeel hebben in de export van granen
buiten de EEG. Door samenwerking kan
men proberen te voorkomen dat de
coöperaties in een positie worden ge
dwongen welke vergelijkbaar is met die
in de Verenigde Staten, waar zij slechts
de oogsten bijeen mogen brengen en
opslaan.
Samenwerking tussen coöperaties
en niet-coöperaties
Samenwerking tussen coöperaties en
multinationals wordt in een tamelijk
groot aantal sectoren aangetroffen. Het
gevaar dreigt echter dat een vorm van
samenwerking ontstaat waarin de
coöperatie als leverancier van agrari
sche grondstoffen fungeert, terwijl de
particuliere onderneming de meer
winstgevende verdere verwerking en af
zet opeist. Om tot een voor de leden
vruchtbare samenwerking te komen, zal
de coöperatie dan ook een sterke markt
positie moeten bezitten.
In eigen land
In het bijzonder in Nederland hebben de
coöperaties door onderlinge samenwer
king en diversificatie hun positie ten op
zichte van de multinationals kunnen be
houden of zelfs versterken. Maar met
name in de tot 1973 snelst groeiende
sectoren zoals frisdranken, vlees, bier en
margarine/vetten/oliën domineren de
grote particuliere ondernemingen, ter
wijl ook in de mengvoederindustrie een
plaats van betekenis wordt ingenomen
door een aantal particuliere onderne
mingen.
De studiecommissie voedsel- en agrari
sche industrie spreekt in haar rapport de
verwachting uit dat de groei van deze
industrie in de toekomst over het alge
meen kleiner zal zijn dan in de jaren vóór
1973. Wellicht zullen de multinationals
beter dan de nationaal gebonden coöpe
raties in staat zijn de gevolgen van een
vertraging in de groei en bovendien stij
gende energie- en loonkosten op te van
gen. Willen de coöperaties hierop een
afdoende antwoord hebben, dan zal een
verdere verdieping van de onderlinge
samenwerking en voortgaande diversifi
catie noodzakelijk blijven.
Bronnen: Co-operative Strategics vis-a-
vis Multi-national Agri-Food Companies,
J. J. Bénetière
Croissance, concentration et formation
des groupes de industrie agro-aiimen-
taire francaise, J. L. Rastouin.
Rapport Studiecommissie voedsel- en
agrarische industrie.