rooskleurig'. Dat is niet erg bemoedigend, want 1975/1976 was reeds door toedoen van de droogte een uitgesproken slecht jaar voor de landbouw, met uitzon dering van de categorie grotere akkerbouwbedrijven. Uiteraard is het nog erg vroeg om reeds met grote ze kerheid iets over het komende jaar te zeggen. Het Landbouw Economisch Instituut stelt dat er een kos tenstijging komt van 7,4 welke ten dele kan worden opgevangen door een zich weer herstellende toename van de produktiviteit van 3,8 Voor het overige moet de kostentoename gedekt worden uit een stijging van de prijzen. De besluiten van de Raad van de Europese Gemeenschap leidden tot een verhoging van de prijzen welke in de marktordeningen worden nagestreefd van 4,4 in de praktijk zal dit niveau lager kunnen uitval len wanneer namelijk door een te groot aanbod veel produkten tegen de lagere interventieprijzen moeten worden verkocht. Neemt men aan dat de produkten waarvoor geen marktordeningen gelden in prijs gelijk blijven dan is toename van het gehele agrarische prijs peil 3,1 hierbij wordt aangetekend dat een niet-marktordeningsprodukt als aardappelen waar schijnlijk in prijs zal dalen, hetgeen en grote invloed op het gehele prijspeil heeft. De conclusie is dat er een kloof zal blijven tussen de toename van de kosten en de stijging van de prijzen met als gevolg dat de beloning van de agrariër weer niet zal stijgen in de mate als dat voor vergelijkbare be roepsgroepen het geval is. Compensatie Uit deze beschouwing blijkt nog eens duidelijk de bete kenis van de prijsbesluiten van de Europese Gemeen schap. Hierdoor worden de prijzen van ruim 70% van de waarde van de Nederlandse produkten beslissend beïnvloed. Zowel de landbouworganisaties als de Mi nister van Landbouw waren in het voorjaar van mening dat de prijsverhoging voor ons land te mager was. De oorzaak daarvan was dat het merendeel van de EG-lan- den genoegen nam met deze geringe verhoging, omdat deze landen in staat waren een nationale aanvulling te geven door aanpassing van hun zogenaamde groene koersen. De Nederlandse landbouw behoeft op deze mogelijkheid niet jaloers te zijn, omdat zij ontstaan is door een hevige inflatie welke tot een devaluatie leid de. Maar aangezien wij met deze landen een gemeen schappelijke markt proberen te vormen en het voor een zeer groot deel onze afnemers zijn, beperkt dit wel de mogelijkheden om de prijzen in Nederland aan de stij ging van de kosten aan te passen. Na de prijsbesluiten vroeg de Nederlandse georgani seerde landbouw om nationale maatregelen welke het tekort van de prijsstijging zou compenseren. Men kon verwachten dat minister Van der Stee voor deze wens gevoelig zou zijn, omdat hij duidelijk liet merken graag meer uit het prijsdebat te hebben gesleept en daarvoor ook de nodige steun van zijn Nederlandse ambtsgeno ten had gekregen. Wat betreft de regels in de Europese Gemeenschap bevond men zich echter wel op het scherp van de snede. Het zou immers een onmogelijke situatie worden wanneer de EG-landen zich aan de consequenties van de raadsbesluiten onttrekken door het geven van aanvullende steun; toen Frankrijk dit twee jaar geleden deed, stond men in ons land op de achterste benen. Men brengt de andere landen niet tot betere gedachten door ook in ons land nationale com pensaties te geven en een subsidieoorlog is door ons land met zijn belangrijke export bij voorbaat verloren. Minister Van der Stee wilde van het woord compensa tie niet horen maar toonde zich wel bereid om los van de eigenlijke prijsbesluiten bijzondere maatregelen te nemen ter versterking van de concurrentiepositie van de meest getroffen bedrijven, de zogenaamde midden groep van veehouderijbedrijven. Het besluit om hier door extra middelen uit te trekken, werd in beginsel ge nomen door het inmiddels door de grondpolitiek de missionair geworden kabinet Den Uyï. Aangezien de ministers met elkaar afspraken voor de verkiezingen geen besluiten te nemen welke voor bepaalde bevol kingsgroepen een voordeel opleveren en daarmede een rol in de verkiezingsstrijd zouden kunnen spelen, werd de vaststelling van de inhoud van de extra-maatregelen uitgesteld. Toen gooide de gijzelingsactie nog enkele weken roet in het eten, zodat de inmiddels in een enigszins geprikkelde stemming geraakte georgani seerde landbouw pas op 10 juni vernam wat de om vang en de inhoud van de maatregelen zouden zijn. Maatregelen Er kwam 87 miljoen gulden op tafel voor de veehoude rij. Hoe men aan dit bedrag is gekomen, is tot nog toe een raadsel. Het werd voor de landbouworganisaties als te gering beschouwd; daar was men uitgegaan van het bedrag dat overeenkomt met de mate waarin de prijsstijgingen tekort schoten: 300 miljoen gulden voor de gehele landbouw. In de juli-vergadering van het be stuur van het Landbouwschap zei de voorzitter van de Voedingsbond-CNV, de heer Den Hollander, dat 87 mil joen natuurlijk wel de moeite van het tellen waard is, 'maar dan niet met teveel mensen'. Van de 87 miljoen zullen 33,5 miljoen gulden worden verdeeld over alle melkveehouders doordat het Pro- duktschap voor Zuivel en het Landbouwschap in staat worden gesteld hun heffingen te verminderen; het hier door ontstane tekort wordt door de overheid aange vuld. Het betreft hier dus een onmiddellijke verminde ring van lasten, waarvan nog afgewacht moet worden of deze ook voor de volgende jaren zal gelden. De overige 51,5 miljoen gulden worden besteed aan een regeling ter stimulering van overschakeling op melktanks, verbetering van bedrijfsgebouwen en nieu we ontwikkelingen op het gebied van rundveeverbete ring. Wat betreft de melktanks, kan men aansluiten bij de bestaande regeling, welke eerst op gezag van de Europese Gemeenschap maar voor een jaar zou gelden maar nu langer van kracht kan zijn omdat Brussel de plannen tot beperking van de subsidies voor structuur verbetering melkveehouderij heeft laten varen. De droogte van het vorige jaar, de geringe prijsverho ging van het voorjaar en het opleggen van een heffing van 1,5 op de melk voor de medefinanciering van het zuivelbeleid, hebben sommigen aanleiding gegeven de discussie over het invoeren van een minimum-inkomen voor zelfstandigen te hervatten. De voorzitter van de KNBTB, de heer Joris Schouten, heeft tegenover de pers enige persoonlijke opmerkingen gemaakt ten gun ste van de invoering van een dergelijk minimuminko men. Heropening debat Uit het Landbouw Economisch Bericht blijkt dat een aanzienlijk deel van de agrarische inkomens onder de standaard valt welke in ons land als minimum wordt beschouwd. Uitgangspunt daarbij is het minimumloon dat verhoogd met sociale en verzekeringslasten welke door de zelfstandige zelf betaald moeten worden, te beschouwen is als een maatschappelijk minimum. In de jaren tussen 1971 en 1973 was het ondernemersin komen van 20 van de landbouwers minder dan dit minimuminkomen; in 1974/1975 was dit ruim 50 en in 1975/1976 is dit ruim 30%. Dit zijn hoge percenta ges, waarvan de toename voor een deel te verklaren is uit het achterblijven van de toename van het agrarisch inkomen in vergelijking met het gemiddeld Nederlands inkomen en voor een ander deel uit het in meerdere mate verhogen van het minimumloon dan de algemene toename van het loon. Er moet hierbij wel worden ge zegd. dat het hier alleen om het inkomen gaat dat uit de landbouw is verkregen. Een aantal agrariërs heeft ook nog neveninkomsten welke het totale inkomen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 15