honderd jaar
coöperatie
in nederland:
1877-1977
8
Een terugblik op 100 jaar landbouwcoöperatie bevat meer dan het kennen
en weergeven van de geschiedenis van de diverse coöperatieve
ondernemingen en organisaties. Men staat namelijk voor de vraag wat de
verklaringsgrond is voor het welslagen van de schuchtere initiatieven die
een eeuw geleden begonnen. Ook volgt daar onmiddellijk de vraag op of
onder de omstandigheden van nu en die in de toekomst aan deze
verklaringsgrond het vertrouwen mag worden ontleend dat het met de
coöperatie goed zal blijven gaan.
Aan het weergeven van de geschiedenis van de groepen coöperaties in ons
land meen ik mij in dit artikel te mogen onttrekken nu door de Nationale
Coöperatieve Raad voor Land- en Tuinbouw voorbereidingen worden
getroffen voor een passende viering van het eeuwfeest. Bij die viering
zullen de sectoren zeker aan hun trek komen. In dit artikel zal worden
geprobeerd 'de oorsprong des levens' op te sporen om met die informatie
gewapend de blik naar de toekomst te richten.
Een V.N.-rapport
De verklaringsgrond die wij op het spoor
willen komen, is beschreven in een in
1954 uitgekomen rapport van de
Verenigde Naties 'Rural progress
through Co-operatives'. Dit rapport wijst
de vrije landbouwcoöperatie aan als
'institution for technical, economie and
social progress' (pag. 106). De
coöperatie is instrument voor de
verbetering van het bestaan. Dat raakt
de direct betrokkenen, de agrariërs, in
de eerste plaats. Zij gebruiken het
instrument. De gevolgen zijn echter
spoedig merkbaar voor de omgeving.
Door verbetering van produktie en
voedingsmogelijkheden is er een
uitstralingseffect op de gehele
samenleving.
De uitspraak over de vrije
landbouwcoöperatie in het VN-rapport
is gebaseerd op praktisch onderzoek dat
door FAO en ILO in de jaren vijftig in een
groot aantal landen is verricht.
Opmerkelijk is dat kort geleden de
Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties in een resolutie dd. 30
november 1976 opnieuw om een
onderzoek heeft gevraagd. Ditmaal
gericht aan alle regeringen en de
relevante organisaties. In haar 33ste
vergadering zal het rapport aan de orde
komen. Het is te verwachten dat de
ervaringen de uitspraken die al in 1954
zijn gedaan, zullen bevestigen.
Dr. D. Wind
De conclusies van het eerder genoemde
onderzoek zijn hieronder samengevat.
De coöperatie heeft het mogelijk
gemaakt dat technische vindingen en
moderne produktiemethoden werden
ingevoerd die aan het bestaan van de
relatief kleine agrarische bedrijven veel
grotere zekerheid hebben geboden. Men
kan denken aan grondbewerking,
plantenveredeling, dierenverzorging,
ziektenbestrijding, toepassing van
machines en moderne gereedschappen.
Niet dat de coöperaties op deze
gebieden een monopolie bezitten, doch
door het opkomen voor de belangen van
de leden bevorderen zij in hoge mate de
kennisoverdracht die leidt tot 'better
farming'.
De coöperatie verricht als
concentratiepunt van vraag en/of
aanbod en als gemeenschappelijke
onderneming voor het tot waarde
brengen van grondstoffen van leden
economische functies die eveneens de
bestaansmogelijkheden van de agrariërs
belangrijk hebben vergroot.
De coöperatie heeft mogelijkheden in
het leven geroepen voor de voorziening
in financieringsbehoeften.
De coöperatie stelt in staat tot
verzekering tegen risico's op ondrlinge
basis.
De coöperatie heeft ertoe
bijgedragen dat de plattelandsbevolking
meer in de samenleving werd
geïntegreerd.
De coöperatie heeft training geboden
in democratisch denken en besturen.
De coöperatie staat in voor
handhaving van rechten en vrijheden
van leden individueel.
Hoofdvoorwaarde voor slagen
Voor een goede funtionering van de
coöperatie en daardoor tot leven komen
van de mogelijkheden die zij biedt, stelt
het VN-rapport een duidelijke
voorwaarde. Het slagen of falen is in
hoge mate afhankelijk van de 'degree of
cohesion of members' (pag. 13). Wij
zouden zeggen: solidariteit, zij het dat
deze begrippen wel nuanceverschillen
inhouden. Is de solidariteit onvoldoende
dan zullen interne spanningen de
overhand krijgen die de coöperatie
uiteindelijk tot de ondergang voeren. In
Nederland geeft de geschiedenis in dat
opzicht voorbeelden.
Grote aandacht dus voor de mate van
cohesie van de leden. De ervaring in
vele landen leert, aldus het rapport (pag.
1 5) dat zulks de eerste voorwaarde is
voor economisch succes. Wanneer wij
nu het eeuwfeest van de Nederlandse
coöperaties tegemoet gaan, en daarbij
zeker worden geplaatst voor gegevens
die aantonen hoezeer het de agrarische
coöperaties is gelukt een bijdrage aan
de sterke positie van de Nederlandse
land- en tuinbouw te leveren, mag de
felicitatie in de eerste plaats uitgaan
naar de duizenden leden die blijk