sterke gulden onmisbaar
voor herstel
geen nul-lijn maar
stabilisatielijn
zou alleen dan niet het geval zijn, wan
neer onze exportgoederen ook in prijs
zouden stijgen. Precieser uitgedrukt: een
achteruitgang van de ruilvoet met het
buitenland vindt in de ontvangsten van
de Nederlandse ondernemingen geen
tegenpost waaruit de bedoelde loon-
compensatie kan worden betaald. De
wens tot handhaving van de koopkracht
van het loon is begrijpelijk en juist, mits
zij wordt verstaan als handhaving van
de in de Nederlandse ondernemingen
verdiende koopkracht.
Inmiddels staan wij met dit probleem
van de tegenvallende prijsstijgingen per
punt. Als de gulden internationaal duur
der zou worden, zou de prijsstijging van
de koffie in guldens gemeten geringer
worden en misschien zelfs verdwijnen.
Hetzelfde geldt voor de oplopende prij
zen van andere belangrijke invoerpro-
dukten.
De looncompensatie zou dan niet nodig
zijn: de inflatiebestrijding zou krachtig
worden bevorderd. Maar die zelfde
duurdere gulden zou het leven van onze
exporteurs moeilijker maken: hetzelfde
geldt voor de concurrentie van de inge
voerde goederen op de eigen binnen
landse markt. In het beleid moeten wij
en daarmede de kosten van levens
onderhoud, looneisen volgen op prijsstij
gingen (al dan niet via geformaliseerde
indexclausules). De betere exportver
wachtingen worden teniet gedaan,
slechts een nieuwe waardedaling op de
valutamarkt kan redding brengen, maar
ook deze zal dezelfde gevolgen hebben.
Dat dit summier geschetste proces stel
lig ook voor Nederland relevant zou zijn,
is duidelijk wanneer men denkt aan de
hoge invoerquote van dit land. Ook in
Nederland is het grootste kwaad dat wij
moeten overwinnen de inflatie. Wan
neer dit niet lukt is geen werkelijk eco-
medio van dit jaar voor een moeilijke
opgave. De compensatie is afgesproken
en het zal veel passen en meten van re
gering en bedrijfsleven vergen om tot
zodanige oplossingen te komen, eventu
eel door de loonvorming per 1 januari
1978 hierbij te betrekken, dat de onza
lige loon- en prijsspiraal niet opnieuw
een duw in de verkeerde richting krijgt.
Voordat ik overga tot de bespreking van
de tweede van mijn vier stellingen, lijkt
het mij juist een enkele opmerking te
maken over de waarde van de gulden,
nu niet gemeten aan de binnenlandse
koopkracht, maar gezien in zijn verhou
ding tot de belangrijkste andere valuta's.
Wij gaan het dan hebben over de wis
selkoersen. Het voorbeeld van de geïm
porteerde koffie geeft een aanknopings-
derhalve zoeken naar een zo goed mo
gelijk evenwicht tussen deze beide ge
zichtspunten. Ik ben van oordeel dat
daarbij aan de inflatiebestrijding een
zeer zwaar gewicht moet worden toege
kend.
Wanneer wij de slag tegen de inflatie
zouden verliezen, zal vroeg of laat
onze export de nek toch worden om
gedraaid. Het jaarverslag heeft zich ook
met dit probleem bezig gehouden en ik
zie geen kans om het duidelijker te for
muleren. Daarom een citaat (p. 19).
'Landen als Duitsland en Zwitserland
bewijzen dat men met een sterke valuta
beter af is dan met een zwakke, zoals
het Verenigd Koninkrijk en Italië dage
lijks demonstreren.
Wat een land met een zwakke, in de
markt voortdurend dalende, valuta
hoopt te bereiken via exportherstel
wordt van meet af aan door de dyna
miek die eigen is aan het inflatieproces,
verstikt. Immers, de invoerprijzen stijgen
nomisch en financieel herstel mogelijk.
Een zwakker wordende gulden zou deze
toch al zo moeilijke opgave onoplosbaar
maken. Daarom moet van de kracht van
de gulden, ook al is deze in niet geringe
mate gebaseerd op de tijdelijke aardgas-
bonanza, worden geprofiteerd om dit
land verre te houden van het lidmaat
schap van de dub der zwakken, om ons
te kunnen blijven scharen in het gelid
van de sterken.
Ik kom tot mijn tweede stelling die be
trekking heeft op rendementen en inves
teringen. Inflatie heeft ook te maken
met rendementen, investeringen en
werkgelegenheid. Waarom? Als prijzen
en lonen in dezelfde mate en tegelijker
tijd zouden stijgen, zouden de rende
menten van de ondernemingen niet be-