de nederlandse economie in 1977 inflatie: een groot kwaad f algemene vergadering In het jaarverslag van De Nederlandsche Bank over 1976 is een viertal stellingen geformuleerd met betrekking tot het in de nabije toekomst te voeren beleid. De stellingen hadden achtereenvolgens betrekking op de in flatie, rendementen en investeringen, begrotingstekort en ten slotte de geldhoeveelheid. Ik zou vanmiddag willen trachten een en ander nader te bespreken en voor zover nodig te actualiseren. Over de inflatie werd in het verslag on der meer het volgende gezegd. De ver wachte vermindering van bijna 9 in 1976 naar ruim 6 in 1977 is een ver heugende ontwikkeling, maar zij is niet voldoende. Een percentage van 6 blijft onaanvaardbaar hoog. Als het echter mogelijk is in een jaar tijds de inflatie Voordracht van dr. J. Zijlstra, president van De Nederlandsche Bank NV, gehouden ter gelegenheid van de Algemene Ledenvergadering van de Centrale Rabobank te Utrecht op 9 juni 1977 met ruim 2 terug te brengen, moet het bij verstandig beleid en zonder al te grote verstoringen uit het buitenland mogelijk zijn een soortgelijke prestatie het volgende jaar te herhalen. Dit zou zelfs iets gemakkelijker zijn, vooral om dat bij een geleidelijke teruggang van de inflatie de inflatieverwachtingen als zelf standige bron van dit ziekteproces zou den uitdoven. Dit werd eind maart ge schreven. Wat is er in juni terzake te melden? Laat ik eerst dit zeggen. Inflatie - of wel geldontwaarding, zich aan ons voordoend als prijsstijgingen - is een groot kwaad, economisch en mo reel. Gelukkig wordt dit thans vrijwel allerwegen ingezien. De tijd dat men nog verkondigde van hooggeleerde tot onge leerde zijde, dat men er mee moest leren leven, lijkt eindelijk voorbij. Inflatie bete kent letterlijk opgeblazenheid. Wat is dan opgeblazen; dit is de geldhoeveel heid. In vroeger tijden was er inderdaad een eenvoudig verband tussen geldhoe veelheid en prijsstijging, tussen geld hoeveelheid en inflatie. Als de geldhoe veelheid te sterk toenam, sterker dan overeenkwam met de beschikbare hoe veelheid aangeboden goederen en dien sten, kon het evenwicht slechts worden hersteld door die goederen in prijs te la ten stijgen. Een dergelijke toeneming van de geldhoeveelheid werd dikwijls veroorzaakt door te grote staatsuitgaven in het bijzonder ingeval van oorlogen. Men heeft het wel eens zo uitgedrukt dat er dan een teveel aan geld jacht maakt op te weinig goederen. In onze moderne tijd is dit ingewikkelder. Terwijl vroeger de lonen even gemakkelijk ste gen en daalden als de prijzen, is in onze tijd de loonvorming een geheel ander proces geworden. Wanneer de lonen sterker toenemen dan de produktiviteit moeten de prijzen wel stijgen, echter dit kan alleen dan als de geldhoeveelheid, en nu met name de aanwas daarvan, daartoe voldoende ruimte biedt. In dat geval is de toeneming van de geldhoe veelheid op zijn minst voorwaarde voor het ontstaan van de inflatie. Over de betekenis van de geldhoeveel heid als oorzaak dan wel als voorwaarde voor de inflatie is een zeer levendige dis cussie gaande, waarmede ik u op dit ogenblik niet al te diepgaand zal bezig houden en dan wellicht zou vermoeien. Laat ik volstaan met te zeggen dat bij de bespreking van de inflatie en de daar mede verder verbonden financiële en economische ongemakken, wij zowel de geldhoeveelheid als de loonvor ming zullen ontmoeten. Of om het an ders te formuleren: het beleid dat zich wil richten op de bestrijding van de in flatie, zal zowel moeten bestaan uit enigerlei vorm van loonbeleid en prijsbe leid als uit een bepaalde monetaire poli tiek, dat is het beleid gericht op een beïnvloeding van de geldhoeveelheid. Hoe ziet het er op dit ogenblik met be trekking tot de inflatieverwachting bij ons uit? De prijsstijgingen zullen, naar gevreesd moet worden, in 1977 uitgaan boven de eerder genoemde ruim 6 De oorzaak hiervan ligt niet in de laatste plaats bij de prijsstijging van geïmpor teerde goederen, waarbij de ons allen bekende koffie een niet onbelangrijke rol speelt. Dit illustreert in welk een labiele toestand wij ons ten aanzien van de in- flatiebeheersing nog steeds bevinden. Laat ik dit met een enkel woord anders mogen uiteenzetten. Wanneer medio dit jaar blijkt dat uit hoofde van tegenval lende prijzen, de lonen met bijna 1 meer zullen moeten stijgen dan aanvan kelijk voorzien, is met de compensatie het verhaal niet uit. De sterkere loon stijging leidt op zichzelf weer tot kos tenstijgingen en daarmede weer tot een prijsstijging. Die moet ook weer worden gecompenseerd, enz. Kennelijk zit er een gevaarlijk mechanis- Wij publiceren de geschreven tekst van de rede van de heer Zijl stra, zoals die aan de pers is ter hand gesteld. Zakelijk is die de zelfde als zijn gesproken woord, maar ieder die de heer Zijlstra heeft gehoord zal toch het ver schil merken. Want zijn causeur trant, de 'vrije stof' die hij telkens in zijn tekst weefde en de orches- tratie die hij bij zijn betoog toe paste, vinden we op deze bladzij den helaas niet terug. Dat is jam mer, maar onvermijdelijk, want het is eenmalig. Je kunt het niet herhalen. De redactie me in het systeem, waardoor de eerste stoot versterkt doorwerkt. Men kan rus tig stellen dat een uit het buitenland ko mende prijsstijging van 1 via dit com pensatiemechanisme de prijzen met het dubbele van het aanvankelijke percenta ge zal doen stijgen. Er zit iets onredelijks in om het Nederlandse bedrijfsleven te belasten met loonkosten die hun oor sprong vinden in de stijging van de prij zen van geïmporteerde goederen. Dit

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 10