hoofdkantoor komen. De heer Van
Nispen waagde het ten slotte te vragen
wat zijn salaris zou zijn. Woltersom deed
zeer verbaasd, maar nu ja, zo'n stagiair
kon dan wel f 800,- per jaar krijgen. De
zakelijke Van Nispen heeft dat
geweigerd! Hij had trouwplannen, en
toen Wolterson meende, dat als een
meisje van je houdt, ze wel 10 jaar op je
wacht, zei de jonge Van Nispen boos,
dat hij geen zin had om 10 jaar te
wachten, omdat hij óók van dat meisje
hield.
'Mijn eerste gooi naar het bankwezen
ging dus niet door, maar veel later heb ik
mijn belangstelling daarvoor toch maar
kunnen uitleven.'
De tijden veranderen
Toen u in 1965 benoemd werd, zag
men u toch in het bestuur als een
soort vertegenwoordiger van het
westen of van de sierteeltsector. Hoe
denkt u nu over zulke benoemingen?
'In 1965 was dat inderdaad min of meer
het geval. In onze tijd moet echter m.i.
bij benoeming in de Raad van Beheer
geen enkel regionaal of groepsbelang
criterium meer een rol spelen. We
moeten in dat college gewoon mensen
hebben met een algemene, brede blik
op het hele maatschappelijke gebeuren
en met veel belangstelling voor alles
wat de Rabobank is en nastreeft.
Over de Raad van Toezicht denk ik iets
genuanceerder. Onze grote organisatie
moet daar toch ook regionaal wel in
vertegenwoordigd zijn. De helft van de
zetels zou ik daarvoor willen
bestemmen. Voor de andere helft acht ik
het absoluut van belang dat die zetels
bezet worden door mensen die, als
generalist of specialist, een algemene
deskundigheid inbrengen. Zulke mensen
zouden zelf niet direct bij het werk van
de banken betrokken hoeven te zijn, al
zou ik wel de eis van lidmaatschap van
een bank willen blijven stellen.'
Natuurlijk is de fusie het hoogtepunt uit
de zittingsperiode van de heer Van
Nispen geweest. 'Daarvóór ging het nog
betrekkelijk rustig toe, allerlei details
van kredieten, ook kleine zaken,
kwamen wekelijks ter tafel en moesten
worden behandeld. Met de fusie brak
echter een andere, heel interessante en
ook wel spannende tijd aan.'
'Ik geloof, dat ik aan het tot stand
komen van de fusie enigszins heb
kunnen meewerken, doordat ik uit
anderen hoofde het bestuur van
Eindhoven kende, en bijvoorbeeld met
Mertens een goede relatie had uit de tijd
toen wij beiden in de Eerste Kamer
zaten. Zo'n persoonlijke
verstandhouding wekt natuurlijk enig
vertrouwen en maakt het altijd
gemakkelijker openhartig met elkaar te
praten. Achteraf gezien, is het allemaal
nog vrij snel gegaan, tot de geweldige
expansie van de laatste jaren toe.'
Die merkwaardige bollenkwekerij
Na zijn Overijsselse periode, waarin hij
zowel met de industrie als met het
agrarische bedrijfsleven nauw in contact
kwam, trok de heer Van Nispen weer
naar de bollenstreek, waar men hem
snel weer in zijn oude functie
inschakelde. Hij werd weer gekozen tot
voorzitter van de Vereniging voor
Bloembollencultuur. En daar vertelt hij
graag iets over:
'Die bollenkwekerij is een merkwaardige
bedrijfstak. Ze heeft eigenlijk een
monopolie over de hele wereld, maar
gebruikt dat niet. Vakmanschap, klimaat
en grondwaterstand spelen allemaal
prachtig samen om ons monopolie te
vestigen. We zijn wel eens bang
geweest voor kwekers in Amerika en in
Japan, maar de kweek daar heeft geen
zoden aan de dijk gezet. Het bleek veel
eenvoudiger en goedkoper om bollen uit
Holland te laten komen en ze ginds te
verkopen.'
Waarom wordt van onze sterke
positie dan geen beter gebruik
gemaakt?
'Dat lukt niet, want de kwekers zijn
allemaal individualisten. Het is riet als bij
de varkenscyclus: als de markt goed ligt,
teelt iedereen door uitbreiding achter de
markt aan, maar dan komen de
overschotten en volgt een lage prijs.
Met de export concurreert men elkaar
dood in het buitenland.'
Wat zou u dan willen? Een soort
kartel?
'Ja, een soort kartel, dat je prijs
handhaaft. Of een tulpenbol nu zes cent
of een dubbeltje aan inkoop kost maakt
niets uit, want de vraag naar bollen is
weinig prijsgevoelig. Vroeger, in de tijd
dat de heer Verhage voorzitter van het
produktschap was, hebben we een
teeltregeling gehad. Dat was de enige
oplossing om de produktie in de hand te
houden. Maar het had natuurlijk ook een
verstarrende werking.'
Ziet u een andere oplossing?
'We zijn nu bezig een soort
producentengroeperingen te maken. De
herstructureringscómmissie onder
voorzitterschap van dr. Verhage studeert
daar op.
Daardoor zouden we door onderlinge
afspraken, dus civielrechtelijk,
beperkingen in de teelt moeten brengen.
Ook de export zou ik graag meer
gebundeld willen hebben, maar veel
kans daarop zie ik nog niet. Het
veilingsysteem werkt goed. Het
surplusfonds van het produktschap legt
ook een bodem in de markt (voor
hyacinten), al ligt die onder de kostprijs.
We zijn dus in de bollensector nog lang
niet met onze wensen klaar, en ik
betwijfel of ik er in mijn tijd mee klaar
kom.'
Frappant en bewonderens
waardig
In zo'n kort 'bollenpraatje' toont de heer
Van Nispen zich zoals hij is: kordaat,
zakelijk en voor zichzelf besluitvaardig.
Een echte, pur sang-bankman, gegrepen
door de geldzaken an sich, is hij zeker
niet. 'Ik geloof wel dat ik een sterk
zakelijke inslag heb, maar het geld zelf
vind ik veel minder belangrijk dan wat je
er mee doet. Ook door mijn vroegere
functies in het binnenlands bestuur
interesseer ik me zeer voor de
maatschappelijke gevolgen van ons
handelen. Het coöperatieve bankwezen
heeft me juist daarom altijd zo
aangetrokken. U weet, dat ik een diep
respect heb voor de conceptie, die
Raiffeisen ons gegeven heeft.'
Van dit laatste heeft de heer Van Nispen
getuigenis afgelegd, toen hij in 1968 in
een rede voor de Utrechtse Algemene
Vergadering de 150e geboortedag van
Raiffeisen herdacht. Uit eigen, zeer
recente ervaringen weet hij, dat de
gevoelens, die Raiffeisen bezield
hebben, ook nu nog onder ons
werkzaam zijn. De heer Van Nispen is
voorzitter van de Stichting Hulp
Personeel Rabobanken. Een stichting die
'in stilte' werkt, maar enorm goed werk
doet. Ondanks onze prachtige
collectieve voorzieningen, komen er
toch altijd moeilijkheden voor die voor
de betrokkenen financieel onoplosbaar
zouden zijn, als niet deze stichting de
helpende hand bood. 'Dat zie ik,' zegt de
heer Van Nispen, 'toch wel als een
symbool van ons samenwerken. Een
symbool, dat belangrijker is dan het geld
dat je ervoor uitgeeft.'
Heel anders, maar toch ook echt
coöperatief zijn de ervaringen met de
befaamde 'procedure van art. 13m'. De
heer Van Nispen heeft pas weer een
aantal hearingen met verschillende
banken over het verdelen van
werkgebieden of opschonen daarvan
achter de rug. 'Kijk,' zegt hij, 'die
moelijkheden tussen plaatselijke banken
zijn voor ons als Raad van Beheer
eigenlijk een wanhopige zaak. Het is
inefficiënt en het kost de organisatie
geld, maar wat mij telkens weer
frappeert is te zien met wat voor inzet
en energie die plaatselijke besturen hun
bank verdedigen en voor hun bank
opkomen. Dat vind ik
bewonderenswaardig. Ik heb aan die
soms moeilijke en soms ook scherpe
bijeenkomsten toch heel prettige
herinneringen, want we konden steeds
in de vriendschappelijke sfeer elkaar de
waarheid zeggen.'
JRH