een bestuurder
verlaat de
centrale bank
Jhr. mr. dr. O. F. A. H. van Nispen tot Pannerden
treedt uit de Raad van Beheer
De heer Van Nispen, vorige maand 70
jaar geworden, zal nu ook zijn
'bedrijfspaard' binnenkort wat minder
intensief gaan berijden, want hij treedt
op de komende Algemene Vergadering
af als lid van de Raad van Beheer van de
Centrale Bank. Voor hem die in
overheids- en in tal van andere functies
in een grote veelheid van colleges
gezeten heeft, valt het afscheid niet
licht. Openhartig zegt hij ons: 'de
Centrale Bank is het allerprettigste wat
ik ooit meegemaakt heb. De
vraagstukken waren interessant en we
hadden altijd een bijzonder plezierige
sfeer, ook wanneer je wel eens
meningsverschillen had.'
Het zat er al vroeg in!
Onze Centrale Bank mag zich gelukkig
prijzen, dat zij in haar bestuurscolleges
zovele mannen heeft gehad, die -
afkomstig van het platteland - hun grote
kennis en ervaring gedurende lange
jaren ten dienste van onze organisatie
stelden.
Tot die mannen mogen we zeker de
heer Van Nispen rekenen. Zijn officiële
loopbaan begon als
plattelandsburgemeester in zijn
geboortedorp Pannerden, daarna werd
hij 'uit de klei getrokken en naar de
geestgronden van Zuid-Holland
overgeplaatst' en na zijn
burgemeesterschap van Hillegom werd
hij Commissaris der Koningin in de
Provincie Overijssel.
'Als kind in Pannerden was ik,' zegt de
heer Van Nispen, 'een echte
plattelandsjongen, die met de andere
kinderen van de boeren en de
landarbeiders op klompjes naar de
lagere school ging. Toen ik er later als
burgemeester terugkwam, had ik met de
sfeer dan ook heel weinig moeite. Ik
maakte toen eigenlijk voor het eerst
kennis met het werk van het
landbouwkrediet. Dat was midden in de
crisistijd, het ging er in die tijd eigenlijk
meer om de bedrijven in stand te
houden, dan om de ontwikkeling te
steunen. Later in Hillegom kwam ik
misschien nog dichter bij het agrarische
'Merkwaardig, ik heb eigenlijk altijd met één been in,
laat ik zeggen, het binnenlands bestuur, het politieke leven
gestaan en tegelijk op een of andere
manier altijd met het andere been in het bedrijfsleven.
Persoonlijk heb ik met dat berijden van twee
paarden alleen maar plezierige esvaringen.
Ik meen ook dat het heel nuttig is, omdat de ervaring die je
met het ene paard opdoet je te pas komt bij het berijden
van het andere paard.'
bedrijfsleven, want ik ben daar - als
opvolger van de heer Verhage - zestien
ja^r voorzitter van de Koninklijke
Algemene Vereniging voor
Bloembollencultuur geweest. Ik heb er
gezien welk groot belang ons
landbouwkrediet wel heeft voor die
agrarische tak. Ik denk ook, dat het dit
jaar zo'n 40 jaar geleden is, dat ik lid
werd van onze bank in Hillegom.'
Het is duidelijk, dat de heer Van Nispen,
toen hij 12 jaar geleden benoemd werd
tot bestuurslid van de vroegere
Utrechtse Centrale Bank, niet vreemd
tegenover onze organisatie stond.
Geamuseerd vertelt hij ons over het
mislukte begin van zijn carrière. Na zijn
studie in Leiden was het moeilijk een
baan te vinden. Zo kreeg hij zijn eerste
contact met het bankwezen, want hij
mocht als stagiair bij de
Rotterdamsche Bank komen. De
beroemde, later veel besproken mr.
Woltersom legde hem het buitenkansje
uit: twee jaar in Rotterdam; dan in
Hamburg en in Londen en dan zou er
wel een goede plaats op het