wob wob wob wob bedrijf hebben de laatste jaren bijzonde re aandacht gekregen. Aanleiding daar voor vormde het door het Landbouw schap uitgebrachte rapport, waarin de problematiek duidelijk is geanalyseerd en aanbevelingen zijn gedaan voor bij dragen terzake van de knelpunten. Een van de vragen welke zich aandienen bij het zoeken naar oplossingen is, of de agrarische coöperatie daarbij een func tie kan vervullen en een eigen taak heeft. Indien voor de beantwoording van deze vraag kennis wordt genomen van de oorzaken van de problematiek, leidt dit tot de voorlopige conclusie, dat de mogelijkheden beperkt zijn. Op de vor ming van eigen vermogen voor de be drijfsovername kan zij nauwelijks enige invloed uitoefenen, terwijl hetzelfde geldt voor de rentabiliteit na de over name. Een aspect, waarmede de coöperatie als gevolg van haar doelstelling rekening dient te houden, wordt gevormd door het vraagstuk inzake de gelijkheid van de leden. Een lagere prijs voor door de jonge agrariër af te nemen produkten resp. een hogere prijs voor afgeleverde produkten is in dit kader niet zonder meer toe te passen. Andere, reeds gevestigde agrariërs, kunnen geconfron teerd worden met dezelfde problematiek als de jonge agrariërs. Te denken valt daarbij aan pachters, welke door het aangaan van hoge financiële verplichtin gen het bedrijf in eigendom dienen over te nemen of agrariërs, welke als gevolg van het behouden van hun zelfstandig heid gedwongen zijn grote investeringen te doen. Het is echter een goede zaak, dat tussen de coöperatie en de jonge agrariër een uitwisseling van gedachten plaatsvindt. Door het kennisnemen van eikaars zienswijze en het zich gezamenlijk ver diepen in de problematiek kan een beter begrip ontstaan en kunnen mogelijk overwegingen en suggesties opkomen, die het nader bestuderen waard zijn. Het gespek tussen de Nationale Coöperatie ve Raad en de jonge agrariërs, dd. 9 maart jl. kan als zodanig worden aan gemerkt. De gedachten, welke daarbij naar voren zijn gekomen inzake de in vloed van de ledenrekening op de liqui diteit van het bedrijf, verdienen nog een nadere verdieping. Eventuele con sequenties, die ook voor de individuele bedrijven in de diverse agrarische be drijfstakken verschillen zullen vertonen, dienen daarbij getoetst te worden aan het solvabiliteitsaspect van de coöpe ratie. Een vraagstuk, waarvoor het ant woord niet zonder meer is te geven maar waarvan een nadere uitwerking t.o.v. de problematiek van de jonge agrariër zeker verantwoord is. Belangrijk bij dit gesprek was de open heid, welke van beide zijden werd getoond. Nog belangrijker was mis schien, dat men elkaar verstond. Het bleek, dat de jonge agrariër het belang van de coöperatie voor de agrariër on derstreepte en dat de coöperaties de problematiek van de jonge boer en tuin der onderkenden en mee willen denken voor het zoeken van oplossingen. Hier mede werd een basis gelegd, welke voor de toekomst perspectief biedt. PLANBUREAU EN BELEIDSPLANNING Tegelijk met het streven naar een meer systematische beleidsplanningprocedu re binnen onze organisatie, krijgt het nationale voorspellingsinstituut op eco nomisch terrein, het Centraal Planbu reau, steeds meer kritiek te verduren voor wat betreft haar prognoses en het hieraan ten grondslag liggende model. Sommigen zullen zich misschien afvra gen wat deze zaken überhaupt met elkaar te maken hebben. Het antwoord kan zijn: minder dan anderen wellicht vermoeden. Kritiek op de voorspellingen van een zo goed geëquipeerd instituut als het Cen traal Planbureau zou de sceptici ten aanzien van het beleidsplan voor de Rabobankorganisatie kunnen sterken in hun gereserveerde houding. Hiervoor bestaat evenwel geen enkele aanleiding, afgezien nog van de vraag of de kritiek op het Planbureau wel zo terecht is. De voorspellingsmodellen van de voornaamste critici zijn namelijk vooralsnog niet in staat om betere uit komsten op te leveren, zoals bleek tij dens een onlangs gehouden symposium te Groningen over economische model len, voorspellingen en economische politiek. Voorspellen speelt in de beleidsplanning wel een rol, doch het gewicht hiervan mag niet worden overtrokken. Het uit eindelijke plan is geen voorspelling en omgekeerd. Prognoses zijn nodig met het oog op het incalculeren van de eco nomische omgevingsinvloeden. De Planbureau-ramingen, aangevuld met eigen onderzoekresultaten, bieden hier voor een redelijk uitgangspunt. De volgende stap bestaande uit het prognotiseren van de relevante interne bedrijfsgegevens, uitgaande van de ver onderstelling van een nagenoeg on gewijzigd beleid, verschaft slechts een referentiekader, datgene wat het meest waarschijnlijk lijkt bij een doortrekking van de bestaande beleidslijnen. Deze prognose moet worden gelegd naast de projectie van wat we eigenlijk willen. Dan kan bijvoorbeeld blijken dat zonder bijsturing de eigen vermogenspositie achterblijft bij een zekere minimumeis of omgekeerd dat deze eis ver wordt over troffen. In die gevallen moeten beleids beslissingen worden genomen die de resultaten meer in overeenstemming zullen brengen met hetgeen als wense lijk wordt geoordeeld. Naarmate het realiteitsgehalte van de onderliggende voorspellingen beter is, zal ook het beleidsplan aan kwaliteit winnen. Zoals alle kritiek op het Centraal Planbureau echter niet kan verhinderen dat haar prognoses een onmisbaar hulp middel zijn voor het sociaal-economisch beleid, zo zal ook het besef dat er aan de voorspelling van de interne bedrijfs gegevens altijd nog wel wat te verbete ren valt, een systematische en met cij fers onderbouwde beleidsplanning in onze organisatie niet in de weg mogen staan. DR. J. ZIJLSTRA OP ONZE ALGEMENE VERGADERING Al zal in honderden agenda's de 9e juni al vastgelegd zijn voor een bezoek aan de Marijkehal in Utrecht, er is een reden te meer die datum te onthouden, omdat dr. Zijlstra, de president van De Neder- landsche Bank, zich bereid verklaard heeft daar het woord te voeren. Het is een voorrecht, dat wij ook ditmaal weer een nationaal en internationaal erkende autoriteit op financieel- en eco nomisch gebied mogen horen. Minister Duisenberg, die twee jaar gele den het woord voerde, zei achteraf het een bijzondere ervaring gevonden te hebben voor zo'n grote en brede ver gadering te mogen spreken. Inderdaad, wij menen, dat in onze Algemene Ver gadering ieder jaar een forum en een gelegenheid tot weerklank geboden wordt, die althans voor degenen naar wie in financiële aangelegenheden ge luisterd wordt, vrijwel nergens in den lande buiten het Binnenhof wordt gevonden. Dat is ook een voorrecht voor ons zelf. Niet alleen kunnen wij ons door de toe spraken van de voorzitters van Raad van Beheer en Hoofddirectie tot onze orga nisatie als geheel richten, maar het bewerkt tevens, al dan niet ten over vloede, dat de zaken die ons als Rabo bankorganisatie bezighouden, niet in een uithoek geschieden! Onze stijl van 'algemeen vergaderen' kent zijn bezwaren, maar die vallen - alles overwegende - toch weg tegen de conclusie waar we ieder jaar weer toe komen: we willen hem in deze vorm niet missen I DISTRICTSKANTOOR SITTARD OFFICIEEL GEOPEND Vóór hij op de 25ste maart de vlag hees, om daarmee ons nieuwe districtskan toor te Sittard te openen, sprak de waar nemend Commissaris der Koningin in de provincie Limburg, ir. G. A. A. Horsmans over de sociaal-economische situatie in zijn provincie. Limburg, in het bijzonder het herstuctu- reringsgebied, bevindt zich in een kritie ke fase, welke enerzijds wordt veroor zaakt door het stagnerende omschake lingsproces ten gevolge van de mijnslui- tingen en anderzijds door de gelijktijdig optredende structurele veranderingen, welke zich in het gehele land doen gevoelen. Dit heeft ertoe geleid, dat eind

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 6