geld- en
kapitaalmarkt
Het gezegde 'april doet wat hij wil',
bleek dit jaar vooral op de valutamark
ten betrekking te hebben. Terwijl on
geveer een jaar geleden de periode dat
de gulden onder druk kwam te staan
een aanvang nam, mocht onze munt
zich nu in een aanzienlijk ruimere inter
nationale belangstelling verheugen.
Als oorzaken hiervoor zijn met name de
toch nog altijd aanzienlijke rentever-
schillen met het buitenland te noemen
alsmede een althans op het moment -
rustig sociaal en maatschappelijk kli
maat en het grotere gewicht dat nu aan
onze lopende rekening wordt gegeven.
Voorts speelde het niet door Nederland
meedoen aan de koersaanpassingen
binnen de valutaslang in het weekeinde
van 3 april een rol. Toen werden de
Noorse en Deense kroon met 3 gede
valueerd en de Zweedse kroon met 6
Deze aanpassingen kwamen enigszins
als een verrassing aangezien er op dat
moment geen grote spanningen waren
binnen de slang. De devaluatie van de
Deense kroon leek daarbij niet helemaal
te rijmen met het feit dat deze munt al
geruime tijd de sterkste was binnen de
slang. Zij kan echter worden verklaard
uit de structurele problemen waarin de
Deense economie zich bevindt terwijl
daarnaast een in de pas lopen met de
andere Scandinavische landen wordt
nagestreefd.
De laatste weken van april begon de
toestroming van gelden naar Nederland
enige gelijkenis te vertonen met het
spuiten van een kapotte olieleiding op
een booreiland. De Nederlandsche Bank
bleek zich in deze periode als een ware
'Red' Adair op te stellen zodat in betrek
kelijk korte termijn een nieuwe discon
to-afsluiter op de vreemd-geldpijplijn
kon worden gemonteerd. Of deze vol
doende tegen de spanningen zal zijn op
gewassen moet worden afgewacht. Wel
is het duidelijk geworden dat vooralsnog
niet wordt overwogen om een ontlas-
tingsput te boren in de vorm van een
revaluatie. Hiermee wordt uiting gege
ven aan een zeer consistent beleid. Op
waardering in de toekomst moet echter
niet worden uitgesloten nu zowel De
Nederlandsche Bank als de Deutsche
Bundesbank zich hiertegenover in hun
Drs. B. J. Kruimel
jaarverslagen niet afwijzend hebben op
gesteld.
De geldmarkt kon na een aanvankelijke
verkrapping ten gevolge van de belas
tingbetalingen en de Paasbiljetten in de
loop van de maand april aanzienlijk ver
ruimen. In eerste instantie waren vooral
de grote rijksuitkeringen hiervan de oor
zaak, later kwamen daar de valuta-inter
venties (in de laatste week van april cir
ca f 1 miljard) bij. De tarieven voor
3-maands interbancaire deposito's kon
den onder de gegeven omstandigheden
teruglopen van 5,83 in maart tot
4,98 in april. Begin mei noteerden zij
nog slechts 3%
De Agent van het Ministerie van Finan
ciën maakte op 27 april van de ontstane
ruimte gebruik door de inschrijving op
schatkistpapier open te stellen. De ban
ken konden hierbij kiezen tussen papier
met een looptijd van circa 3,5 jaar en 5
jaar waarvan de rente respectievelijk
5,5 en 6Vs bedroeg. De volledige
inschrijvingen ad f 70 miljoen en ad
f446 miljoen werden toegewezen.
Op 18 april beleefde de geldmarkt een
historische dag. Dit niet zozeer omdat
het wissel- en promessedisconto beide
met een half punt werden verlaagd tot
respectievelijk 4,5 en 5,5 maar
vanwege het feit dat het voorschottarief
van De Nederlandsche Bank en het pro
messedisconto werden ontkoppeld. De
laatste heeft in de praktijk betrekkelijk
weinig betekenis voor de tarieven waar
tegen het bankwezen zich bij De Neder
landsche Bank middelen kan verwerven
terwijl de eerste het tarief is waartegen
voorschotten bij haar worden opgeno
men. Hiermee is van officiële zijde een
impuls gegeven voor het steeds meer op
zichzelf gaan staan van de tarieven voor
de kredieten in rekening-courant, welke
het bankwezen aan haar cliënten ver
strekt, die op het promessedisconto zijn
gebaseerd. Deze ontwikkeling is toe te
schrijven aan het continue dilemma
waarin De Nederlandsche Bank de laat
ste jaren bij het voeren van haar mone
taire politiek verkeert, namelijk de in
vloed van de gulden in de valutaslang op
de binnenlandse rente enerzijds en een
zelfstandig rentebeleid anderzijds.
Gezien het feit dat uit hoofde van de
komende kredietbeheersing een alge
mene tariefverlaging niet gewenst was,
is tot ontkoppeling van beide tarieven
besloten.
In het kader van het indirecte kredietbe
heersingssysteem werd besloten de x
met een half punt te verlagen tot 11%.
Deze maatregel moet toegeschreven
worden aan een te zamen met de nieuw
ingevoerde maandstaat veranderde rap
portage-basis. De eerst vervallende cou
pon op schatkistpapier wordt nu name
lijk niet meer als liquiditeit meegeteld.
De nagestreefde vrije marge blijft onver
anderd 1 a 2
Evenals de geldmarktrente vertoonde de
rente op de kapitaalmarkt een dalende
tendens. Ook deze werd in belangrijke
mate tot stand gebracht door de buiten
landse belangstelling voor de Neder
landse gulden en daarmee voor de gul
denswaarden. De rente op de openbare
kapitaalmarkt daalde van 8,2 in maart
tot 7,92 in april. De verschillen in ren
dementen op de openbare en onder
handse kapitaalmarkt bleven op een
hoog niveau en liepen zelfs op.
De laatste maanden kan ervan een gun
stig klimaat op de obligatiemarkt wor
den gesproken. Zo werden in maart en
april alle leningen een succes tegen
slechts 25 van de leningen in de eer
ste twee maanden van het jaar. Het
positieve klimaat komt ook in de looptij
den tot uitdrukking. In januari en februa
ri was er - afgezien van de ziekenhuisle
ningen - slechts één lening met een
gemiddelde looptijd van langer dan 10
jaar terwijl in april alle leningen een der
gelijke looptijd hadden. Bij de meeste
ging het hier om een gemiddelde loop
tijd van 101/? jaar.
Sedert het vorige overzicht kon worden
ingeschreven op een tweetal zieken
huisleningen, op een 8V2 lening van
de Nederlandse Investeringsbank voor
Ontwikkelingslanden (f100 miljoen per
1983-1992) en voor aandeelhouders op
een achtergestelde lening van de Alge
mene Bank Nederland (8% f 100 mil
joen per 1978-1997). Voorts heeft de in
schrijving opengestaan op een 8%
achtergestelde lening van de Westland-
Utrecht Hypotheekbank met een twee
tal warrants.
Op 3 mei was het wederom de beurt
aan de Staat der Nederlanden, welke
door middel van het tendersysteem een
8 lening uitgaf. Tegen een koers van
100,5 werd f 500 miljoen uit de markt
genomen.