financiële positie kleine zeevisserij 10 Na de vele sombere be richten die we de laatste tijd over de kleine zeevis serij gehoord hebben, waarbij onze aandacht volledig op de quote ringsmaatregelen en de saneringsoperatie gericht werd, zal het opvallen dat de schrijver van neven staand artikel op wat lan gere termijn toch naar een zeker optimisme neigt. Natuurlijk hopen wij dat de verwachting van de heer Davidse bewaarheid zal worden, maar wij wil len toch wel zijn opmer king onderstrepen, dat er rond de toekomst van de kleine zeevisserij nog tal van onzekerheden zijn. Veel zal er afhangen van de vraag hoe het met de quotering zal gaan. Zal deze blijvend zijn, het hui dige niveau kunnen be houden en zullen de quo ta, o.a. door een strenger toezicht, verstandig wor den beheerd? Welke in vloed zal een beperkte aanvoer hebben op het verloop van de visprijzen? Van deze en andere fac toren zal het afhangen, in hoeverre de finan cieringsrisico's accepta bel voor de banken zul len zijn. Nu de sanerings operatie nog nauwelijks achter de rug is, is het zaak om te bezien wat deze te zamen met de quoteringsmaatregelen en het verloop van de vis prijzen voor de overblij vende vissers aan gun stige effecten oplevert. - v' j - 3i*" *"*«- j. - v- •*-* ï'ZXftsrifr Tot aan het eind van 1973 was de kleine zeevisserij een winstgevende bedrijfs tak, die een expansieve ontwikkeling doormaakte. Over 1972 en 1973 werden door het Landbouw Economisch Insti tuut netto-overschotten berekend voor de kleine zeevisserij als geheel van resp. f21 min. en f 13,5 min. De beide daar opvolgende jaren gaven echter verlies cijfers te zien van in totaal ruim f 29 min. en rond f20 min. De sterke stijging van de gasolie en andere kosten, prijsdalin gen voor verschillende vissoorten en de te sterke vlootuitbreiding vormden een opeenstapeling van ongunstige facto ren,. hetgeen leidde tot een drastische wijziging in de opbrengsten-kosten- verhoudingen. Onlangs is door het LEI een publikatie uitgebracht over de financiële positie van de kleine zeevisserij. Het vervolg van dit artikel is gebaseerd op de inhoud van deze publikatie. Investeringen en vangstcapaciteit Het investeren is in het algemeen één van de meest bepalende factoren voor de financiële positie van ondernemin gen. In sterke mate geldt dit voor bedrij ven in de kleine zeevisserij. Het is een bekend verschijnsel in de visserij dat tij dens en na jaren met goede bedrijfsuit- komsten belangrijk wordt geïnvesteerd in nieuwe schepen. Over een langere periode bezien zijn dan ook een aantal investeringsgolven waar te nemen. Na 1960 traden deze pieken in de vlootver- nieuwing op in de jaren 1961/1963 - 1967/1968 en 1972/1974. Het optreden van deze investeringscycli moet mede Drs. W. P. Davidse medewerker afdeling Visserij en Bosbouw van het LEI bezien worden tegen de achtergrond van de situatie waaronder de visserij wordt uitgeoefend. Het vissen op de (niet meer zo) vrije zee betekent dat de activiteiten worden uitgeoefend op een 'gemene weide'. Ondernemers die zich door het investeren meer vangstmoge lijkheden verwerven gaan a.h.w. een groter gedeelte van de 'gemene weide' in bezit nemen. Anderen kunnen zich daardoor bedreigd voelen en - speciaal in een gunstige rendementssituatie - de voorlopers bij het investeren gaan navolgen. De sneeuwbalwerking in het investeren die zo kan ontstaan is reeds geruime tijd geleden in visserijkringen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 10