*,V' inkomensverhoudingen ten zal moeten uitvoeren om een gelijke hoeveelheid aan buitenlandse produkten te kunnen invoeren. Deze achteruitgang van onze internationale ruilvoet legt ook een neerwaartse druk op de stijging van ons reëel nationaal inkomen. Al met al dus een ontwikkeling die het interne verdelingsprobleem steeds actueler maakt. Voorts is de gang van de economie na de Tweede Wereldoorlog in ons land gepaard gegaan met een sterke groei van de z.g. collectieve lasten. Er is een politieke keuze gemaakt - zoals trou wens ook elders is gebeurd - voor een sterke uitbreiding van de collectieve sector. Belastingen en sociale premies zijn in verhouding tot het nationaal inko men tot ongeveer 55 opgelopen. Dit is gepaard gegaan met een steeds gro tere overheidsbemoeienis op terreinen die in principe ook door de particuliere ondernemingen kunnen worden ver zorgd. Daarnaast is de inkomensherver deling via de sociale zekerheid een zeer belangrijk onderdeel van de collectieve activiteiten geworden. Een kwart van het nationaal inkomen in Nederland wordt toebedeeld op grond van maat schappelijke inkomensoverdrachten. Hierdoor worden in het bedrijfsleven niet alleen de afzet- en produktiestruc- tuur beïnvloed, maar hebben ook voort durend verschuivingen in de produktie- kosten plaats. Arbeidsintensieve pro- duktieprocessen zijn in ons land mede door de financieringswijze van de socia le zekerheid én door de snelle toene ming van het niveau in korte tijd erg duur geworden. Strijd over verdeling binnen de loon- sector Het lijkt er thans op, dat aan de snelle groei van de collectieve lasten een halt wordt toegeroepen. Het verleden jaar doorgevoerde ombuigingsbeleid houdt tenminste op papier een verlaging van de verhoging voor de collectieve sector in. Toch betekent het ombuigingsbeleid niet dat de verdeling binnen de particu liere sector minder urgent zal worden. Eerder lijkt het erop, dat er juist binnen de particuliere inkomensvorming een hernieuwde strijd om het aandeel in de koek zal optreden. Kon men in het verleden nog spreken van een strijd tussen de loontrekkenden aan de ene kant en de niet-loontrekken- den aan de andere kant, steeds meer zal in de toekomst de verdeling binnen de loonsector worden uitgevochten. De totaliteit van de arbeidskosten is name lijk zo hoog opgelopen, dat er voor een relatief bescheiden rendement op kapi taal in doorsnee geen sprake meer is. Wil men in ons land de kapitaalvorming niet helemaal als on-economisch ver schijnsel gaan bestempelen, dan zal er meer lucht voor de beloning van deze factor moeten komen. Het doet er niet toe hoe de rechten op het kapitaaljinko- men) voor natuurlijke personen ook worden gewijzigd. Met andere woorden: ook VAD-gelden wenst men een ren dement te laten behalen. Een beperking van de arbeidskosten in de totaliteit van de inkomens ligt daar om in de toekomst in het verschiet. De verdelingsperikelen binnen de particulie re sector worden daarmee verlegd van arbeid contra kapitaal naar nivellering binnen het looninkomen. Ik zeg met op zet niet een herverdeling binnen het looninkomen, maar nivellering. Want het lijkt mij onmogelijk om tegen de achtergrond van de ontwikkeling in het recente verleden en de noodzaak tot een relatieve daling van de arbeidskosten een politiek beleid van dénivellering te kunnen waarmaken. De vraag is dan nog maar in welke mate en hoe er geni velleerd zal worden. De toekomstige beperking van persone le inkomensverschillen kan op verschil lende manieren gebeuren. Hierbij is wel noodzakelijk informatie van waarde te hebben over de functies welke de belo- ningsverschillen in het economisch gebeuren hebben. Naarmate voor de factor arbeid meer geldt, dat stimulan sen van niet-financiële aard effectief zijn om mensen allerlei soorten werk te laten verrichten, kunnen financiële ver schillen uit dat oogpunt verder worden afgebouwd. Ik ben er echter nog niet zo zeker van dat er een grote groep Neder landers in de nabije toekomst te vinden zal zijn die tegen tamelijk kleine inko mensverschillen van zeg 1 op 3, bereid is te gaan werken. En daar gaat het nu juist om. Een handje vol idealisten neemt wel met kleine of zelfs geen inko mensverschillen genoegen, maar met zo'n groepje hou je niet de hele econo mie draaiende. Vandaar dat door een fors nivelleringsbeleid hier flinke fouten, want niet gewenste effecten oproepend, kunnen worden gemaakt. Een ander punt van urgentie in de toe komst is de verhouding tussen het inko men van werkenden en niet-werkenden. Enkele recente onderzoekingen op het gebied van de arbeidsmarkt wettigen de indruk, dat het niveau van de sociale uit keringen van invloed kan zijn voor bepaalde groepen op de arbeidsmarkt - op de bereidheid te gaan werken. Veel concrete informatie bestaat hier echter nog niet over. Des te meer noodzakelijk is het om op dit punt een voorzichtig beleid te voeren. Slotwoord Het is niet mijn bedoeling geweest een beschouwing over inkomensveranderin gen te geven aan de hand van reeksen cijfers. Wel werd een kwalitatieve bena dering van dit belangrijke maatschappe lijke en economische vraagstuk gege ven. De reden hiervoor is, dat ook ik niet kan aangeven met cijfermateriaal of de bestaande welvaartsverdeling aanvaard baar is. Bevestiging kun je hier alleen krijgen wanneer het mogelijk is uitdruk kelijk aan de weet te komen wat met nivellering beoogd wordt. Met andere woorden: is nivellering al dan niet doel op zich? Vertrekkend vanuit het ervaringsfeit, dat overal ter wereld verschillen in inko mens voortkomen met als functie het economisch proces te laten functione ren, lijkt het mij onjuist de nivellering van inkomens te zeer te verzelfstan digen. Voor de werkenden, of beter mis schien de economisch actieven, vormen de inkomensverschillen prikkels om zich in het maatschappelijk-economisch pro ces in bepaalde functies aan te bieden. Natuurlijk is dit niet het enige element dat hierbij meespeelt. Maar wel is het een factor om rekening mee te houden. Wanneer nu maximaal toelaatbare ver schillen in cijfers worden vastgelegd en daarbij de band met de functies in het produktieproces wordt doorgesneden, dan ontstaan moeilijkheden en soms grote problemen. Het kan nooit de bedoeling zijn van inkomensnivellering om hier geen oog voor te hebben. Daar om is het juister om grote verschillen, indien noodzakelijk in het economisch verkeer, toe te laten ook al acht men deze maatschappelijk minder aanvaard baar. Hiermee kunnen echter niet alle bestaande verschillen worden ver dedigd, want er worden ook hoge inko mens genoten zonder duidelijke econo mische functie. Voor een aanvaardbare economische toekomst is het noodzake lijk deze niet-economische verschillen te slechten, maar dan dient wel erg selec tief gewerkt te worden. Naast selectieve groei is ook wel een selectief inkomens beleid nodig. Zo niet, dan kan aan veel gerechtvaardigde verlangens van niet- werkenden ook niet worden tegemoet gekomen. Maar zo'n beleid kennen we in Nederland (nog) niet.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 10