wob
Een zekere schaduwkant bij dit alles wil
len we niet ontkennen: geen werkgever
ziet zijn goede krachten graag vertrek
ken: maar we mogen die kant niet laten
overheersen! Als een medewerker de
capaciteiten er voor heeft, zelf verande
ring in zijn loopbaan wenst, zou het im
mers onredelijk zijn hèm een nieuwe
baan te willen onthouden. Juist dan kan
in een gesprek de beste oplossing voor
de man of vrouw zelf, en daarmee te
vens voor onze organisatie, gezocht
worden. Onuitgesproken is dat ook de
bedoeling van onze vacaturelijsten, die
als het ware de familie de eerste kansen
willen geven.
WETTOEZICHT KREDIETWEZEN
AANVAARD
Op 17 februari jl. is de Tweede Kamer
der Staten-Generaal met ruime meer
derheid akkoord gegaan met het ont
werp voor een nieuwe Wet Toezicht
Kredietwezen. Inmiddels was het al
weer meer dan zes jaar geleden sedert
in december 1970 het eerste ontwerp
ter vervanging van de huidige WTK bij
het Parlement werd ingediend. Deze
oorspronkelijke versie werd in juli 1975
vervangen door een nieuw ontwerp. Dit
laatste is met hier en daar wat amende
menten thans de Tweede Kamer gepas
seerd. Dat de Eerste Kamer nog een
struikelblok zou kunnen zijn lijkt niet
waarschijnlijk.
De belangrijkste wijzigingen ten opzich
te van de bestaande wet, die laatstelijk
werd aangepast in 1956, betreffen de in
voering van een vergunningenstelsel, de
uitbreiding van het bedrijfs-economisch
toezicht en de preventieve toetsing van
onder meer fusies en deelnemingen van
kredietinstellingen. Ter bescherming van
vooral de kleine crediteuren is voorzien
in de invoering van een vergunningen
stelsel voor alle kredietinstellingen.
Onder kredietinstellingen worden hierbij
verstaan rechtspersonen, vennoot
schappen en natuurlijke personen, die
hun bedrijf maken van het ter beschik
king verkrijgen van gelden, dagelijks of
op termijnen van korter dan twee jaren
opvraagbaar, al dan niet in de vorm van
spaargelden, en van het voor hun eigen
rekening verrichten van kredietuitzettin
gen en beleggingen.
Opmerkelijk is dat de Rijkspostspaar
bank en de Postcheque- en Girodienst
niet als kredietinstellingen in de zin van
de Wet worden beschouwd. Wel is een
aantal bepalingen ook op deze instellin
gen van toepassing, doch in het bijzon
der zullen zij niet zijn onderworpen aan
het bedrijfseconomisch toezicht van De
Nederlandsche Bank.
Om voor een vergunning in aanmerking
te komen moet aan een aantal vereisten
worden voldaan: meerhoofdige leiding,
deskundigheid en betrouwbaarheid van
personen die het beleid van de krediet
instellingen bepalen, minimum eigen
vermogen van f 500 000,- en publikatie
van een door een registeraccountant
goedgekeurde jaarrekening.
Voor de Rabobanken van belang is dat
De Nederlandsche Bank ontheffing kan
verlenen ten aanzien van de vergunning-
vereisten in het geval dat kredietinstel
lingen in een door haar goedgekeurde
verhouding van aansprakelijkstelling tot
een andere kredietinstelling staan.
De uitbreiding van het bedrijfsecono
misch toezicht betreft met name de mo
gelijkheid om hieronder ook kapitaal
marktinstellingen te brengen. Voorna
melijk kan men dan denken aan toepas
sing hiervan op de hypotheekbanken.
Ook ten aanzien van het sociaal-econo
misch toezicht is de mogelijkheid van
een ruimere toepassing opengelaten in
die zin dat door middel van een algeme
ne maatregel van bestuur kan worden
bepaald dat ook niet-kredietinstellingen
die volgens daarbij vast te stellen maat
staven in belangrijke mate hun bedrijf
maken van het ter beschikking verkrij
gen van gelden, dagelijks of op termij
nen van korter dan twee jaren opvorder-
baar, hieraan kunnen worden onderwor
pen. Het betreft hier instellingen die zich
met zogenaamde near-banking bezig
houden.
Bij de behandeling in de Tweede Kamer
had de preventieve toetsing van onder
meer fusies en deelnemingen van kre
dietinstellingen duidelijk de meeste voe
ten in de aarde.
Met name betrof het daarbij de toetsing
aan overwegingen van algemeen belang
door de Minister van Financiën. Door
middel van een amendement heeft de
Kamer gemeend deze bevoegdheid
vooralsnog aan de minister te moeten
onthouden in afwachting van de komen
de fusiewetgeving.
Het zou inderdaad wat prematuur zijn
om hierop vooruitlopend alleen voor het
kredietwezen toetsing aan een niet ver
der uitgewerkt criterium van algemeen
belang in te voeren.
Een nieuw element in het wetsontwerp
dat voorts nog genoemd kan worden, is
de bevoegdheid van de Kroon om een
garantieregeling ten behoeve van credi
teuren vast te stellen, indien het onmo
gelijk blijkt zo'n regeling te treffen op
basis van overeenstemming tussen De
Nederlandsche Bank en de representa
tieve organisaties.
Wanneer binnenkort ook de Eerste Ka
mer zich akkoord verklaart met de nieu
we regeling van het wettelijk toezicht op
het kredietwezen, is aan een jarenlang
slepend karwei een eind gekomen.
Dit karwei is echter niet voor niets ge
weest. In menig opzicht namelijk kan
men het ontwerp in zijn huidige vorm als
een belangrijke verbetering aanmerken,
zowel ten opzichte van de bestaande
wet als ten opzichte van het in 1970 in
gediende wetsontwerp.
Een gelukwens voor minister Duisen-
berg is daarom zeker op zijn plaats.