in de week dat ik hier zit niet
tegengekomen.' Maar ik kan op die
basis natuurlijk nog nauwelijks een
oordeel geven. Een (internationaal)
produktiebedrijf moet winst maken. Het
stelt zich misschien wat harder op dan
een coöperatie. Die moet even goed
winst maken, maar daar is het toch wat
meer middel dan doel. Bij beide is echter
winst nodig voor het voortbestaan en
dat betekent dat je een efficiënte
organisatie moet zijn die service van
hoogwaardige kwaliteit levert. Wel is
zo'n bank duidelijk een dienstverlenend
bedrijf en zeker bij een coöperatie geldt
daarbij een persoonlijke benadering.
Dat springt in ons coöperatieve
bankbedrijf inderdaad meer naar voren
dan bij een groot industrieel bedrijf, al is
ook daar het zaken doen heel vaak
gebaseerd op goede persoonlijke
relaties.
Als hoofddirecteur zal de heer Van Eldik
met name zijn aandacht wijden aan
'administratie en organisatie' en aan
'personeelbeleid.'
Zeker met het eerste onderdeel is de
heer Van Eldik van huis uit vertrouwd.
Want hij heeft vroeger in het
AKZO-concern ook alles te maken
gehad met de financieel-economische
administratie en ook met
begrotingssystemen en de rol van de
computer bij dat alles. Zijn voorlopig
oordeel: 'Ik heb hier een uitstekend
ingewerkte organisatie aangetroffen.
Het is dus zeker niet zo dat ik daarin
direct grote veranderingen zal
aanbrengen, maar we zullen wel
voortdurend moeten bijsturen en
aanpassen aan veranderende
omstandigheden. Je bent er nooit mee
klaar in een levende organisatie.'
Ook met het personeelbeleid heeft de
heer Van Eldik natuurlijk in zijn vorige
functie al veel te maken gehad. Dit had
altijd zijn grote belangstelling.
Vergeleken met de andere landen die hij
kent vindt hij de sociale voorzieningen in
ons land, ook de loonhoogte, zeker
goed. Dat is een te waarderen
voorrecht, maar we moeten oppassen
dat we ons daarmee niet uit de markt
prijzen. De heer Van Eldik toont zich
voorstander van de veranderingen die
zich de laatste jaren in de
ondernemingsstructuur openbaren. Hij
vindt het een positieve zaak dat het
personeel veel meer betrokken wil zijn
en ook wordt bij de zaken en belangrijke
beslissingen die de onderneming raken.
Hij waarschuwt echter voor doublures:
het moet niet zo worden, dat we binnen
een onderneming als maar achter elkaar
aanlopen om elkaar te controleren. 'Een
onderneming' is een samenwerkings
model waarin een ieder op grond van
specifieke deskundigheid zijn taak heeft.
Ik vind het jammer dat blijkens de
voorgestelde wijzigingen op de Wet op
de Ondernemingsraden de
ondernemingsleiding als het ware apart
gezet wordt van de raad zelf. Dan creëer
je een tegenstelling, die er naar mijn
mening eigenlijk helemaal niet moet
zijn. Ik zelf voel me niet apart in mijn
positie, maar lid van een club, met alle
anderen, die één doel heeft: het
bevorderen van het welzijn van alle bij
de onderneming betrokkenen. Daarover
behoeft geen verschil van mening te
bestaan.
Uit wat ik in deze korte tijd hier al heb
meegemaakt, krijg ik de indruk, dat de
coöperaties niet alleen met hun tijd zijn
meegegaan maar in zeker opzicht hun
tijd vooruit zijn geweest. Er wordt in de
praktijk zeer veel aan inspraak gedaan
zoals ik al gemerkt heb, en onze hele
verantwoordelijkheid te kunnen dragen.
Het maakt ook dat je eigenlijk
voortdurend spitsroeden moet lopen,
omdat die maatschappij recht heeft te
vragen wat je ervan maakt.
Al beschouwt de heer Van Eldik zichzelf
meer als een 'doeër dan als een denker',
we twijfelen er niet aan, dat zijn
gedachten uitstekend passen in wat wij
in onze kring gewend zijn. Hij zal bij ons
uitstekend op zijn plaats zijn, want al
mag hij zich een 'doeër' vinden, hij is
zeker geen Einspanner, die dwars door
alles heen toch eenzaam een eigen doel
najaagt. 'Ik ben gewend in een team te
werken, daar hou ik van. Zo wil ik hier
mijn werk doen: als stimulator, die lid is
Boven: het paard dat mee verhuisde
naar Velp
Links: de heer Van Eldik met mejuffrouw
Vlok op de vierde verdieping van de
Beneluxlaan.
overlegstructuur past daar goed bij.
Personeelbeleid moet in de eerste plaats
een open beleid zijn, zonder dubbele
bodems. Dat is de beste waarborg dat er
geen wantrouwen tussen werkgever en
werknemers ontstaat.
De verantwoording die in onze structuur
de Raad van Beheer en de Hoofddirectie
in onze hele overlegprocedure tot de
Algemene Vergadering toe moeten
afleggen, is ook duidelijk een
maatschappelijke verantwoording. Onze
organisatie is immers niet alleen groot
maar ze is verweven met allerlei
belangen van de duizenden
medewerkers, hun gezinsleden en hun
leveranciers, maar ook en vooral van al
die mensen en bedrijven, die hun
financiële belangen door ons laten
behartigen. Dat betekent dat je je als
directielid sterk bij de hele organisatie
betrokken moet voelen om die
van een team.' Wij vermoeden, dat de
heer Van Eldik op deze wijze weinig
moeite zal hebben zich bij ons thuis te
blijven voelen. Dat wensen wij hem
gaarne toe.
JRH