Het is lang geleden, dat we in onze or ganisatie met één rente-advies per jaar van de Centrale Bank konden volstaan. Vooral de laatste jaren zijn we eraan ge wend geraakt, dat het renteniveau zelfs op korte termijn behoorlijk kan schom melen. En dat heeft zijn gevolgen. Eén daarvan is, dat de concurrentie van banken onderling zich veel vaker toe spitst op de tarieven. In advertentiecam pagnes wordt daar dikwijls grote nadruk op gelegd, waarbij de bijzonderheden van de verschillende spaarvormen, die een veel geschakeerder beeld tonen dan vroeger, breed worden uitgemeten. De spaarmarkt, die ooit een rustig aan zien had, is echt een terrein geworden, dat van de banken een zeer actief en slagvaardig beleid eist. Je moet de spaarder onverwijld laten weten, wat je op spaargebied te bieden hebt. De Commissie voor Spoedzaken uit de Centrale Kringvergadering heeft dit ter dege begrepen, toen zij onlangs positief adviseerde tot het landelijk adverteren met bepaalde creditrentetarieven na mens de hele Rabobankorganisatie. De mogelijkheid daartoe was in het najaar 1973 geopend door de CKV, die toen reeds onderkende, dat ook voor onze or ganisatie in bepaalde gevallen centrale publikatie van geadviseerde tarieven on ontbeerlijk was. Van nature keken we hier eerst wel wat vreemd tegen aan, omdat immers iedere aangesloten bank •zelf zijn tarieven vaststelt, al is het ad vies van de Centrale Bank overal hetzelf de. Je kunt echter met landelijke publi katie niet wachten totdat bij al onze banken de tarieven letterlijk gelijk zijn. En omdat we slagvaardig en ad rem moeten kunnen reageren, was de CKV van mening, dat centraal publiceren van de geadviseerde tarieven mogelijk moet zijn in gevallen waarover tevoren het oordeel van de CKV is ingewonnen. Ondertussen hebben de jongste ontwik kelingen getoond, dat het vooraf advies vragen aan de CKV toch een te grote handicap voor onze organisatie vormt. Willen wij onze plaatselijke banken in hun eigen, plaatselijke campagne daad werkelijk steunen door landelijke publi- Reeds vóórdat ik in dienst trad als nieu we voorzitter van de Hoofddirectie vroeg mij de heer Haverkamp of ik be reid was regelmatig een bijdrage te le veren voor de 'Hoofddirectiekolom Slechts na raadpleging van mijn voor ganger - dr. Verhage - heb ik ja gezegd. Immers, het is héél wat anders dit te doen - vanuit én van binnen de bank - als je beschikt over een lange ervaring zoals hij, dan wanneer je, komend van buiten, je kersvers hieraan moet wagen. Zoals ik zei heb ik toch ja gezegd omdat dr. Verhage mij dit sterk heeft aangera den én ermee instemde dat ik ook dit op eigen wijze en vanuit eigen ervaring het beste kon benaderen. Welnu, na onge veer een maand 'bij de bank' heb ik een groot aantal indrukken te verwerken gekregen waarover ik hier iets wil ver melden. Op de eerste plaats grootte en omvang van de Rabobankorganisatie: bijna 22 000 medewerkers, een balanstotaal van ruim vijftig miljard, een nieuwe kre dietverlening van bijna twaalf miljard in één jaar, 1026 aangesloten banken met in totaal meer dan 3100 vestigingen. De omvang van een en ander dringt pas echt tot je door als je gedurende enige tijd met de realiteit en de talrijke aspec ten hiervan wordt geconfronteerd. Het spreekt vanzelf dat de besturing van een dergelijke organisatie heel wat voeten in de aarde heeft en dat hier dan ook dage lijks door duizenden op centraal en lo kaal niveau aan wordt gewerkt. Dit brengt me tot een tweede punt dat een sterke indruk op mij heeft gemaakt: de ingewikkelde beleidsstructuur van de organisatie. Op plaatselijk niveau: directie, bestuur, raad van toezicht en ledenvergadering. Op centraal niveau: hoofddirectie van de centrale bank met een presidium, raad van beheer, raad van toezicht, centrale kring en algemene ledenvergadering. Tussen beide laatste bestuursorganen: de kringvergaderingen én binnen de centrale bank: de ondernemingsraad. Voor de hele organisatie betekent dit dat - als ik de ledenvergaderingen bij de plaatselijke banken niet meetel - er on geveer 7500 mensen in een of andere vorm bestuursverantwoordelijkheid heb ben aanvaard om het bedrijf te laten functioneren en te begeleiden overeen komstig doel en opdracht, neergelegd in de statuten. Zoals ik hierboven stelde heb ik bij dit aantal niet meegerekend de bijna 900 000 leden van de aangesloten ban ken, alhoewel - strikt gesproken - deze gezamenlijk kunnen worden beschouwd als hoogste orgaan van de gehele orga nisatie. Voor de buitenstaander die ik was komt een en ander in het begin zeer complex, maar anderzijds ook zeer democratisch gestructureerd over. Het ligt dan ook voor de hand om de overeenkomst met een democratisch staatsbestel door te trekken. Ook bij ons geldt dat de moge lijkheden van stagnatie, vertraging en zelfs doodlopen van de best bedoelde initiatieven legio zijn als het geheel niet gedragen wordt door een - in wezen harmonische of kortweg genoemde coöperatieve geesteshouding. Als een groep Heden diverse bestuurscolleges zouden besmetten met wat vandaag wel wordt genoemd een polariserende of anti-coöperatieve geest, dan zouden wij de huidige structuur niet meer in overeenstemming met opzet en doel van statuten kunnen laten functioneren. Dit betekent dus ook dat behoud van dit harmonie-model binnen de organisatie het meest wezenlijke element is, niet al leen om onze doelstellingen te bereiken, maar zelfs om puur zakelijk met enig succes te kunnen opereren. Dit betekent niet dat verschillen van me ning uit de weg moeten worden gegaan of zelfs dat onderscheidene bestuursor ganen nooit in een conflict zouden mo gen geraken. Integendeel, dat kan wel eens nuttig én verhelderend werken. Het betekent m.i. wél dat het behoud van een uitgesproken geest van samen werking binnen alle geledingen van onze organisatie als de meest kostbare basis voor al ons streven en werken moet worden beschouwd. De enorme ontwikkeling van aangeslo ten en centrale banken in het vrij recen te verleden waarop ik hierboven duidde, is alleen en uitsluitend te danken ge weest aan deze 'geest tot coöperatie' die onze organisaties steeds heeft be zield. Het is mijn stellige overtuiging dat als de opvolgers de voorgangers in de zen kunnen evenaren, er weinig zal zijn dat de huidige krachtige Rabobankorga nisatie in de toekomst hoeft te vrezen. Lardinois

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 5