wat ons bezighoudt^) wob IN HET BELANG VAN DE ONDERNEMER Drs. G. B. Wielenga van het CIMK zet el ders in dit nummer uiteen hoe banken en CIMK beide werkzaam zijn in het be lang van de ondernemers en hoe zij daarin kunnen samenwerken. Zijn ge dachten hieromtrent onderschrijven wij zeer gaarne. De Rabobanken hebben de bijzondere omstandigheden van het MKB (zie noot bij artikel van drs. Wielenga) reeds lang onderkend. Momenteel zijn in onze or ganisatie achttien kredietadviseurs voor het MKB ingeschakeld, die in drie teams vanuit Zwolle, Utrecht en Eindhoven werkzaam zijn. Zij adviseren onze ban ken bij kredietaanvragen, bezoeken de bedrijven, en geven een integraal oor deel ten aanzien van alle facetten die van belang kunnen zijn, ook ten aanzien van het management en de invloed van adviseurs als accountants e.d. Natuurlijk zullen er in de praktijk ver schillen zijn in de benadering door ban ken en die door adviesdiensten als van het CIMK. Maar naar onze eigen erva ring gemeten staan onze organisatie en het CIMK principieel in ieder geval heel dicht bij elkaar. Indien er twijfels om trent de ondernemer rijzen, laten ook wij ons niet verleiden om het gevraagde krediet toch te verstrekken. De ondernemer zelf is voor ons de door slaggevende factor: hij moet immers de mogelijkheden waar maken. De Rabo banken zijn er al vanouds van doordron gen, dat de persoonlijke kwaliteiten van de ondernemer voor hen de gewichtig ste 'bankabele maatstaf vormen. En, belangrijk punt van de heer Wielenga, primair moet niet zijn de vraag of een vrij veilig krediet kan worden verstrekt, maar wat voor het kredietvragende be drijf het beste is. Onze kredietadviseurs hebben als richtsnoer het bieden van 'passend krediet', dat betekent ook dat ze soms tot minder, soms tot meer en soms tot andere vorm van krediet advi seren, dan aanvankelijk gevraagd is. Vanuit deze werkwijze zal er, zo menen wij, voor onze adviseurs en die van het CIMK steeds een gemeenschappelijke basis zijn, die ieders taak ten behoeve van het MKB draagt. Onze adviestaak is vanzelfsprekend ver weven met het grote belang, dat wij voor onze organisatie aan een gezond en krachtig midden- en kleinbedrijf hechten. Dat is gebleken toen wij ruim twee jaar geleden een eigen Bijzondere Middenstandsfinanciering (BMF) heb ben gecreëerd, omdat de financieringen met staatsgarantie toen nog aan één be paalde bankinstelling waren voorbehou den. Ook daarbij speelde voor ons niet zozeer de zekerheid een rol, alswel de toekomst en de kwaliteit van de onder nemer. Eind 1976 was f 159,5 miljoen alleen al op BMF-voorwaarden aan het bedrijfsleven verstrekt, hetgeen er op wijst, dat er belangstelling voor en ook behoefte aan bestond. Ook na het binnenkort tot stand komen van het z.g. tweede circuit, waardoor kredieten onder overheidsgarantie ook door onze banken verleend kunnen wor den, willen wij deze speciale financie ringsmogelijkheid, zij het in enigszins gewijzigde vorm en voortaan onder de naam Bijzondere Bedrijfsfinanciering (BBF) blijven toepassen. Er zullen, zo verwachten wij, altijd posten zijn die tussen de wal en het schip vallen; te goed voor het circuit, te zwak naar de normale bancaire maatstaven. Ook is de duur van de behandeling onder het tweede circuit nog niet uit ervaring be kend. Om die redenen achten wij het in het belang van onze cliënten de BBF ter beschikking te houden. Vanzelfsprekend blijft hierbij voorop staan, dat onzerzijds loyaal aan het tweede circuit zal worden meegewerkt. Om met de heer Wielenga te eindigen: niets let ons de oogmerken van het CIMK en die van onze banken als paral lel lopend te zien TARIEVEN IN LANDELIJK PERSPECTIEF De tijden van 'vastigheid' in de rentetarieven lijken voorgoed voorbij.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 4