sector, laat staan een apart ministerie
zoals voor de agrarische sector c.a.).
In 1951 gestart onder de benaming 'Di
rectoraat voor de Middenstand', werd in
1954 daaraan toegevoegd: 'en het Toe
risme'.
In 1964 werd de naam gewijzigd in
Directoraal-Generaal voor het Midden-
en Kleinbedrijf en het Toerisme om laat
stelijk (1973) te worden veranderd in
Directoraat-Generaal voor Handel, Am
bacht en Diensten.
In het kort zouden deze naamsverande
ringen kunnen worden getypeerd als
'van het maatschappelijk/sociaal naar
het economisch/categorale en vervol
gens naar het economisch/sectorale'.
Aan de naamsveranderingen ligt een ge
wijzigde visie en beleidslijn ten grond
slag en een voortgaande ontwikkeling in
het vlak van de overheidsbemoeienis
met het bedrijfsleven, w.o. het MKB.
Van het CIMK wordt verwacht (en te
recht), dat het mede een rol speelt in de
activiteiten van instellingen als de NE-
HEM, zij het in de uitvoerende sfeer,
idem in het kader van het Landelijk Be
drijfsvoorlichtingsproject. Het is van be
lang dit te stellen omdat het CIMK nog
maar al te veel wordt vereenzelvigd met
een dienstverleningsinstituut voor de
detailhandel (en zoals dat dan wel gaat
in de 'volksmond' vervolgens nader be
paald: voor de kruidenierswereld en nog
nader omlijnd, voor de kruidenier op de
hoek!)
Wat la betreft: de kleinschaligheid en
de factoren welke deze bepalen en daar
op van invloed zijn, brengen met zich,
dat bij het onderzoek van projecten en
het doorlichten van bedrijven veel erva
ring en een grote branchekennis nodig
zijn.
Het MKB is bijzonder gevarieerd maar
vertoont anderzijds gelukkig toch ook
veel gemeenschappelijke trekken. Om
met name deze gemeenschappelijke
trekken in een kort tijdsbestek te kunnen
ontdekken en te wegen wordt alle aan
dacht gegeven aan een grondige theore
tische opleiding en scholing.
Wat Ib betreft: het 'persoonlijke' waar
door het MKB zo sterk wordt geken
merkt, valt het volgende op te merken.
De benadering van de problematiek is
een integrale. Het gaat niet aan als het
ware één onderdeel van de bedrijfsvoe
ring geheel geïsoleerd onder ogen te
zien en zich daartoe te beperken. Bij het
MKB laat de problematiek zich nu een
maal maar in uitzonderingsgevallen ob
jectiveren.
Men heeft immers van doen met een
type bedrijf waarbij de persoon van de
ondernemer van doorslaggevende bete
kenis is en geen twee mensen zijn gelijk.
De kwaliteiten van de ondernemer zijn
in eerste aanleg een gegeven. Dit wil
zeggen, dat bij de beoordeling en advi
sering daarmede terdege rekening
wordt gehouden. Het gaat er lang niet
altijd om of bepaalde mogelijkheden en
kansen op zich perspectief bieden maar
of de betrokken bndernemer in staat is
deze kansen te grijpen en deze mogelijk
heden uit te buiten.
Zowel bij projectbeoordeling in het ka
der van de garantie-kredietverlening als
bij de bedrijfseconomische advisering
(het doorlichten van bedrijven) is het in
stituut erop bedacht de zelfstandigheid
van de ondernemer zoveel mogelijk te
waarborgen.
Daar waar het beleid correctie behoeft,
gaat het erom hem daarvan te overtui
gen. In het kader van een eventueel
voorgeschreven begeleiding als een van
de voorwaarden tot kredietverlening ligt
dit moeilijker dan bij advisering, waartoe
het initiatief van de ondernemer zelf is
uitgegaan. Alsdan ontstaat gemakkelij
ker een vertrouwensrelatie tussen on
dernemer en adviseur, waarbij tegelij
kertijd als het ware een stuk indoctrina
tie - maar dan in de goede zin van het
woord - kan plaatsvinden.
Men zou kunnen stellen, dat bij een
doorlichting plus de daarbij vaak beho
rende follow up als het ware privé on
derwijs aan de orde is. Wil dit goed ge
beuren, zo is hiermee meer tijd gemoeid,
dan bij een projectbeoordeling, hetgeen
uiteraard zijn weerslag vindt in de kos
ten.
Zo goed als het steeds meer een praktijk
wordt bij particulieren om zich zo nu en
dan door een dokter eens goed te laten
nakijken, zo zou zulks eigenlijk ook bij
het bedrijfsleven het geval moeten zijn.
Een gangbare praktijk is dit nog niet,
maar zonder twijfel wordt men ook in
het MKB steeds meer advies minded.
Om deze ontwikkeling te stimuleren
wordt, als gezegd, een voorzichtig tarie-
venbeleid gevoerd, waarbij de hoogte
van het fiscale inkomen uit de onderne
ming aanleiding geeft tot een grotere of
kleinere subsidie. Voorts kan, wanneer
een onderneming in moeilijkheden is of
dreigt te geraken en er sprake is van een
inkomen beneden een bepaalde limiet,
een beroep gedaan worden op de Stich
ting Ontwikkeling en Sanering voor het
Midden- en Kleinbedrijf, welke stichting
een subsidiepercentage kent van niet
minder dan 90.
Wat het continuïteitsaspect betreft,
wordt er rekening mede gehouden, dat
het beslist geen usance meer is, dat een
van de gezinsleden in het voetspoor van
de vader treedt. Het vooral tijdig treffen
van maatregelen is daardoor steeds be
langrijker geworden.
Wanneer een project op zich genomen
goede kansen biedt, maar omtrent de
ondernemer twijfels rijzen, zo is het voor
een financier nogal eens verleidelijk toch
maar de gevraagde kredieten te verle
nen, omdat, wanneer de ondernemer
om welke reden dan ook uitvalt of het
niet blijkt te kunnen bolwerken, het pro
ject wel zonder verlies voor de krediet
gever aan een ander kan worden over
gedragen. Het behoeft geen betoog, dat
het instituut het met zulk een handelwij
ze principieel oneens is.
Het exploiteren van een bedrijf ter ver
krijging van een gezinsinkomen en niet
in eerste aanleg om het te investeren
kapitaal - waaronder dat van hemzelf-
maximaal rendabel te maken, meent het
instituut te moeten respecteren. Lang
niet alle plannen zijn bedrijfseconomisch
optimaal. Wanneer echter aan de ver
plichtingen uit hoofde van kredietverle
ning niettemin ruimschoots kan worden
voldaan, waarom zou men dit bewust
gekozen gedragspatroon dan niet ac
cepteren.
Bijzondere aandacht schenkt het insti
tuut aan de factor arbeid. Dit gebeurt
zowel bij de individuele bedrijfs
economische advisering als bij de zoge
naamde collectieve voorlichting via cur
sussen, seminars enz., met als oogmerk
de ondernemerskwaliteiten (en die van
het personeel) te verbeteren door verrij
king van kennis en inzicht.
Ook met het oog op de verder verwijder
de toekomst is de afdeling collectieve
voorlichting actief, namelijk via verbete
ring van het lesmateriaal voor met name
de middelbare detailhandelsscholen als
mede met de applicatie van docenten.
Zowel bij het een als bij het ander wordt
aansluiting op de praktijk gezocht, opdat
cursistn de nodige herkenningspunten
ervaren met hun eigen leefwereld.
Hoe beter toegerust met kennis en in
zicht, hoe meer het primaat van de per
soon van de ondernemer tot zijn recht
kan komen, o.a. in een flexibel en slag
vaardig beleid.
Wat I c betreft: het structurele financie
ringsprobleem heeft vanouds de bijzon
dere aandacht gehad van het CIMK. De
advisering, althans in het kader van de
garantiekredietverlening heeft steeds
betrekking op projecten in hun totaliteit,
met consequenties op de lange termijn.
Een integrale benadering is hierbij gebo
den. Aan de typische kenmerken van het
MKB wordt daarbij ten volle recht ge
daan.
Wanneer uitsluitend van de traditionele
en dogmatische desiderata inzake dek
king en rentabiliteit zou zijn uitgegaan,
zo zouden heel wat minder kredietaan
vragen gehonoreerd zijn dan, naar de er
varing gelukkig heeft uitgewezen, nodig
is gebleken.
Het heeft vrij lang geduurd eer de ban-