inflatie: een keer ten goede Uit een vorig jaar gehouden enqudte is gebleken, dat de Nederlandse bevol king de inflatie, na de werkloosheid, het grootste sociaal-economische pro bleem van deze tijd vindt. Dit is niet verwonderlijk. De burger merkt bijna dagelijks op gevoelige wijze in de portemonnee hoezeer de prijzen stijgen. Bovendien verneemt hij via de persmedia hoe de prijscompensatie in het loonoverleg tussen werkgevers en werknemers een rol speelt. Met name in deze onderhandelingen speelt de verwachte prijsstijging een belangrijke rol. Raming op ongeschoonde cijfers Ook voor het bankwezen is een schat ting van de inflatie niet van belang ont bloot. Een van de redenen daarvoor is, dat er tussen de stijging van het prijspeil en de kapitaalmarktrente een verband bestaat. Er lijkt dus voldoende aanleiding aanwe zig om de vraag te beschouwen hoe de inflatie zich in het komende jaar zal ont wikkelen. Aangezien 1977 nog slechts enkele weken oud is en er over verschil lende factoren nog onzekerheid bestaat, dient de raming, die we in dit artikel trachten te maken, meer als indicatie dan als vaststaand gegeven te worden opgevat. Het begrip inflatie wordt hier gehan teerd op de meest gebruikelijke wijze. Het is de stijging van het prijspeil, zoals die tot uiting komt in een verandering van het 'prijsindexcijfer voor de gezins consumptie van werknemersgezinnen'. Dit cijfer wordt maandelijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek bere kend. Deze instelling onderzoekt daartoe hoe veel duurder of goedkoper het door een gemiddeld werknemersgezin gekochte pakket aan goederen en diensten is ge worden. Sinds enige tijd is het zogenaamde 'ge schoonde' prijsindexcijfer in zwang ge komen. Dit cijfer wordt berekend door de kosten van medische verzorging min der sterk te laten meetellen en door bo vendien de invloed van veranderingen in subsidies en indirecte belastingen (bij voorbeeld de BTW) buiten beschouwing te laten. Het ligt in de bedoeling het ge schoonde indexcijfer te gaan gebruiken in het loonoverleg, omdat de stijging er van lager is dan die van het 'onge schoonde' cijfer. Het kan daarom een Drs. H. H. J. Bol medewerker Stafgroep Studiedienst Centrale Rabobank stap zijn in de richting van een doorbre king van de loon- en prijsspiraal. Wij zul len in het vervolg het geschoonde index cijfer buiten beschouwing laten. Van twijfel tot verbazing Sedert de Tweede Wereldoorlog zijn de prijzen bijna elk jaar in meerdere of min dere mate gestegen. Vanaf 1970 heeft zich echter een voortdurende versnelling voorgedaan in het inflatietempo, totdat in 1975 het voorlopige record van 10,2% werd bereikt. In 1976 kwam de inflatie - ondanks het gevoerde anti- inflatiebeleid, waarvan de loonmaatre gelen een onderdeel vormden - uit op 8,8 Het is weliswaar een vol procent hoger dan het Centraal Planbureau in het begin van het jaar had geraamd, maar toch mag het terugbuigen van de trend als een hoopvol teken worden be schouwd. De ervaring leert immers, dat een forse verlaging van het inflatiecijfer niet gemakkelijk tot stand komt. Tegen deze achtergrond werd de prog nose van 6,5 inflatie in 1977, die het Centraal Planbureau in september van het vorig jaar publiceerde, door deskun digen dan ook met enige twijfel bezien. Deze twijfel sloeg echter om in verba zing, toen drie maanden later de ver wachting werd uitgesproken, dat de prij zen in 1977 met slechts 5,3% zouden stijgen. De realisatie van dit cijfer - on geveer te vergelijken met de inflatie in 1966! - zou zeker een keer ten goede zijn, niet in het minst door de positieve invloed hiervan op het vertrouwen in de nationale economie. Een zo moeilijk bereikbaar doel vereist echter strenge maatregelen, die niet bij alle partijen in goede aarde lijken te val len. Als illustratie daarvan moge dienen, dat de Minister van Economische Zaken in december van het vorig jaar een prijzen- beschikking heeft afgekondigd, waarin onder meer de industrie wordt verboden om de stijging van de loonkosten door te berekenen in de prijzen. De diensten sector, die in het algemeen te maken heeft met een lage produktiviteitsstij- ging en een arbeidsintensieve produktie mag de loonkostenstijging gedeeltelijk doorberekenen. Ook de stijging van in gekochte grondstoffen en halffabrikaten mag geheel in de prijzen tot uitdrukking komen. De vraag waar wij thans voor staan is of mede als gevolg van deze prijsmaatregel de gemiddelde prijsstijging in 1977 in derdaad beperkt kan worden tot 5,3 In het verleden is het twee keer gelukt de inflatie aanzienlijk terug te dringen. In 1969 stegen de prijzen met 7,4%, ter wijl ze in 1970 met 3,6 toenamen. De stijging van 1969 werd grotendeels ver oorzaakt door de invoering van de BTW. Het is te berekenen dat zonder deze maatregel de inflatie in dat jaar circa 4,5 zou hebben bedragen. In feite blijkt van een echte terugdringing van de inflatie dus nauwelijks sprake te zijn geweest. Een soortgelijke situatie deed zich voor toen in 1957 de prijzen met maar liefst 10,2 stegen, terwijl in het volgende jaar de inflatie slechts 2,5 bedroeg. Daarbij moet wel worden be- I dacht, dat de stijging in 1957 voorname lijk kan worden toegeschreven aan de invoering van de AOW. Toen het effect daarvan was uitgewerkt, kwam de in die tijd gebruikelijke inflatie terug. Het verschil tussen de twee vermelde voorvallen en de huidige situatie is dat momenteel de inflatie zich op een struc tureel hoger niveau beweegt: de prijs stijgingen in de jaren '70 zijn gemiddeld vier maal hoger dan in de jaren '50. Moeilijk, maar er is perspectief De beperking van de inflatie die nu aan de orde is, zal derhalve relatief moeilijk te realiseren zijn. Dit kan worden geïllu streerd aan de hand van bijgaande tabel. In kolom a van deze tabel is voor elke maand van 1977 geschat hoe groot de stijging van de prijzen ten opzichte van de voorgaande maand zou kunnen zijn en wel op een zodanige wijze, dat de ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 20