l\ europese landbouw verwacht nieuwe heer ling van functies binnen de Commissie de nationalitei ten zo n grote rol hebben gespeeld. Indien de Europese Gemeenschap ergens één zou moeten zijn dan is dat toch wel binnen de Europese Commissie! De nationali teiten spelen echter in dit orgaan wel een rol. De com missarissen, de een meer de ander minder, behouden een band met het land van hun afkomst en dit is vaak merkbaar bij hun beleidsbeslissingen. Dit is ook de re den dat de regeringen van de vier grote EG-landen, ie der graag de belangrijke landbouwportefeuille in han den van iemand zouden zien van de eigen nationaliteit, maar daarin niet konden slagen omdat zij het elkaar on derling niet gunden. Men kan overigens nog wel enig begrip hebben voor het accent dat bij het benoemen van Europese functio narissen op hun nationaliteit ligt. Zelfs bij beschouwin- gen over de Amerikaanse politiek, komt nog regelmatig naar voren dat politici stammen uit bepaalde regio's of behoren tot een groep voorkomend uit een bepaalde Europese nationaliteit. Wat in de Verenigde Staten nog steeds geldt, zal voor lopig voor Europa zeker waar blijven: wanneer iemand op Europees vlak een politieke, en dus in beginsel tijde lijke, functie bekleedt dan doet hij er verstandig aan het contact met 'thuis' niet te verliezen. Dit alles neemt niet weg dat de grote volgzaamheid wat betreft hun nationale regeringen, waarvan sommige commissaris sen blijk hebben gegeven, afbreuk deed aan de Europe se samenwerking. Nederlanders in Brussel hebben ove rigens in dit opzicht de reputatie van een grote onaf hankelijkheid van het vaderland. Ander beleid? Het grote belang dat de Nederlandse landbouw aan een Nederlander als Europees landbouwcommissaris hechtte, is niet alleen veroorzaakt door de wens naar zo goed mogelijke contacten maar heeft ook van doen met de te voeren landbouwpolitiek. De indruk bestond dat vooral de Engelsen en de Duitsers weieens een an der dan een Nederlander op 'landbouw' wilden hebben omdat zij daarvan een verandering in de gevoerde land bouwpolitiek verwachtten. De heer Finn Gundelach, die zich in het verleden nooit duidelijk heeft behoeven uit te spreken over hetgeen hij op landbouwgebied wense lijk vindt, zou daarvoor wellicht gevoelig zijn, nu hij de wat onopvallende portefeuille 'interne markt' voor de landbouwpolitiek mocht verwisselen. Deze promotie was hem zeker welkom nadat hij als plaatsvervanger van de zieke heer Saomes de buiten landse betrekkingen (inclusief de visserijproblemen) had waargenomen. Gundelach heeft gedurende die pe riode volgens ieders oordeel bekwaam aan de weg ge timmerd, zodat 'The Economist' reeds voorspelde dat hij, na op het landbouwbeleid zijn krachten te hebben beproefd, wellicht na vier jaar als voorzitter van de Commissie zou kunnen optreden. De heer Gundelach heeft zich zowel vóór als na zijn be noeming onthouden van uitspraken over landbouwpoli tiek. Wel werd door zijn voorzitter, Roy Jenkins, ont kend dat er nu zeer drastische hervormingen van het landbouwbeleid voor de deur stonden, hoewel het be leid in zijn ogen wel voor verbeteringen vatbaar is Afwachten dus. Het zal snel genoeg blijken of er funda mentele veranderingen zullen komen, wanneer er over de voorstellen voor het zuivelbeleid gesproken wordt en ook door de Commissie een voorstel wordt gedaan voor de prijzen van het komende seizoen. Hinderlijk volgen De aanwijzing van de Deen als landbouwcommissaris, betekent niet dat de Nederlandse commissaris op land bouwgebied geen invloed meer heeft. De belangrijke voorstellen moeten immers door de Commissie als ge heel worden gedaan en daar telt elke stem. Men moet hiervan echter geen al te grote verwachtingen hebben. In de eerste plaats zal geen enkel lid van de Commissie de ambitie hebben zich te concentreren op het hinder lijk volgen van zijn collega's. Evenals dat in het verleden het geval was, zal de bemoeienis met eikaars werkter rein alleen aan de orde komen wanneer het een centra le politieke beslissing geldt of wanneer er een verband met de eigen deeltaak is. In de tweede plaats heeft ir. Vredeling een portefeuille gekregen welke een zeer ruime doelstelling heeft - het aanpakken van de werkloosheid -, maar welke maar weinig juridische mogelijkheden inhoudt om aan de Raad van Ministers beslissingen te ontlokken. Hij zal dus veel medewerking van zijn collega's moeten heb ben om zijn moeilijke opdracht te realiseren. Ten aanzien van één onderwerp bevinden de heren Vredeling en Gundelach zich in eenzelfde positie. Dit geldt namelijk het beheer van de aan hen toevertrouw de financiële middelen. Zowel het landbouwfonds als het sociaal fonds vallen onder de coördinatie van de Italiaan Giolitti die zelf in het kader van het regionaal beleid het zogenaamde re gionale fonds moet beheren. Hier kan overigens Vrede- lings opdracht van het bestrijden van werkloosheid een belangrijke rol spelen: het landbouwfonds zou wat het structuurgedeelte betreft dan minder op afvloeiing van arbeid gericht moeten worden. Het beleid voor de land bouwstructuur zal zich ook meer moeten gaan richten op de bedrijven welke niet de mogelijkheid hebben spoedig uit te groeien tot een zogeheten modern be drijf, maar die wel een groot deel van de Europese land bouw uitmaken. Overigens wat het beleid van ir. Vredeling betreft: over een half jaar zal hij daarover een rapport bekend ma ken, zo heeft hij bij zijn eerste (her)optreden in het Eu ropees Parlement verklaard. Nieuwe leden Een belangrijk probleem waarmede de Gemeenschap in de komende jaren te maken krijgt, is de uitbreiding met enkele landen aan de Middellandse Zee. Grieken land is het eerste van deze landen dat daadwerkelijk zal kunnen toetreden. Daarna kunnen echter spoedig Tur kije, Portugal en Spanje volgen. Uit een oogpunt van politieke samenwerking van de democratieën van West-Europa is een dergelijke uitbreiding alleen maar toe te juichen. De huidige leden van de Gemeenschap zijn dan ook verheugd dat de politieke voorwaarden voor een toetreden zijn vervuld - voor Spanje hoopt men althans dat dit spoedig het geval zal zijn. Maar er bestaat wel een steeds groter wordende beduchtheid voor de economische gevolgen van egn uitbreiding. Die economische gevolgen zijn tweeërlei. In de eerste plaats zullen de landen welke toetreden van de be staande EG-landen verwachten dat zij financieel ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 18