zeevisserij
(TÉ
ÈTi
Reeds enkele malen werd in dit blad ge
schreven over de moeilijke positie waar
in zich de z.g. kleine zeevisserij bevindt.
Dat is de visserij met kotters op voorna
melijk tong en schol in de Noordzee en
aangrenzende gebieden.
Tot rond 1973 was deze bedrijfstak goed
rendabel. Een gevolg daarvan is ge
weest, dat de vangstcapaciteit van de
Nederlandse vloot sterk werd uitgebreid
door het in bedrijf nemen van moderne
nieuwe schepen met een steeds toene
mend motorvermogen.
Door de sterke stijging van de kosten, in
de eerste plaats de motorbrandstof
(gasolie), in de loop van 1973 en de per
1 januari 1975 ingegane contingentering
van de vangsten, is aan de goede renta
biliteit van deze bedrijfstak een einde
gekomen. De begin 1976 aanwezige Ne
derlandse kottervloot had in verhouding
tot de aan Nederlandse vissers toege
wezen quota tong en schol een zodanig
grote capaciteit, dat van een rendabele
exploitatie geen sprake kan zijn. Na
langdurig en uitgebreid overleg kwamen
de direct geïnteresseerden (de vissers,
de overheid en ook de financierende
banken) tot een saneringsplan. De be
doeling daarvan was om door het aan
de visserij onttrekken van rond 20 van
de capaciteit een rendabele visserij voor
de overblijvende vissers mogelijk te ma
ken. Gezien de grote belangen die een
aantal Rabobanken in deze bedrijfstak
hebben werd door de Centrale Rabo
bank ook meegewerkt aan dit sane
ringsplan.
In augustus 1976 werden de diverse uit
voeringsmaatregelen voor de sanering
E. A. Valk, R.A.
gepubliceerd. De uitkeringen werden
gebaseerd zowel op de p.k. motorver
mogens van de schepen als op de
per schip/visser toegewezen quota
tong/schol voor 1976.
Na de sluitingsdatum voor de aanmel
ding bleek, dat de saneringsoperatie aan
haar doel heeft beantwoord omdat de
nodig geachte inkrimping van de vloot
met 20 was bereikt.
Echter, de vissers die hun schip hebben
aangemeld voor sanering kunnen zich
nog terugtrekken. Verwacht moet wor
den, dat dat in een aantal gevallen ook
zal gebeuren. Ook in 1976 hebben de
vissers zich in een aantal gevallen niet
gehouden aan de hun toegewezen hoe
veelheden tong en schol. Uit berichten
blijkt, dat er vis is verkocht buiten de vis-
afslagen om. Om welke hoeveelheden
dat gaat is niet bekend. Wel krijgen we
de indruk, dat door deze handelingen de
resultaten van de kleine zeevisserij over
1976 veel beter zijn dan werd verwacht.
Inmiddels behoren de voornaamste
vangstgebieden van de Nederlandse
kottervloot tot de EEG binnenzee door
het per 1 januari 1977 instellen door de
EEG-landen van de 200 mijls visserij
zone. Enkele landen (Engeland en Ier
land) claimen bovendien nog een 50
mijls zone exclusief voor hun eigen vis
sers.
Hoe dit laatste zal uitpakken is nog niet
bekend. Wel moet worden verwacht,
dat het toezicht van de overheid op de
naleving van de quoteringsmaatregelen
zal toenemen.
Hoewel de saneringsmaatregelen 1976
voor een belangrijk deel aan hun doel
zullen beantwoorden zal de kleine zee
visserij ook in de komende jaren nog
veel aandacht vragen. Getracht zal moe
ten worden in goed onderling overleg de
visserscliënten door de moeilijkheden
heen te loodsen.