wob wob wob op, dat het moeilijk zou worden op dit punt een communis opinio te bereiken. Dat is ook niet gelukt. De Structuurcom missie heeft zich zeer ingespannen haar voorstel te verduidelijken en hier en daar aan de verwachte bezwaren aan te pas sen. Unaniem meende zij echter haar standpunt te moeten handhaven. Iedere bank houdt de benoeming, het ontslag of de schorsing van haar (onderdirec teur in eigen hand, maar in nauwkeurig omschreven gevallen en omringd met een even nauwkeurige overleg- en be roepsprocedure dient de Raad van Be heer bezwaar te kunnen maken tegen een voordracht voor een benoeming, dan wel het bestuur van een bank tot schorsing of ontslag te kunnen verplich ten. Onze organisatie is onderling reeds zo verweven, het lot van de ene bank raakt zo zeer dat van de andere, dat de Structuurcommissie haar voorstel zon der reserve noodzakelijk achtte. De tegenstanders echter zagen in dit voorstel een aantasting van hun eigen vrijheid en verantwoordelijkheid. Als er een verklaring van geen bezwaar zijdens de Centrale Bank verkregen moet wor den, zal zelfs indien zo'n verklaring al leen in bepaalde gevallen mag worden onthouden, het eigenlijke zwaartepunt bij benoeming e.d. bij de Centrale Bank komen te liggen. En dat is naar hun me ning in strijd met de eigen verantwoor delijkheid van bestuur en raad van toe zicht van de plaatselijke banken. Lang en breed is hierover gesproken. Een debat, dat je alleen in een organisa tie als de onze kunt meemaken! Het is hier niet de plaats deze argumenten en contra-argumenten breed uit te spinnen en te wegen. Dat de Structuurcommis sie de spiegel, die zij ons heeft voorge houden, niet voor een meer flatterende heeft willen ruilen, ook al heeft een be langrijk deel van de organisatie die spie gel terzijde gelegd, moge ons tot naden ken stemmen. Hier constateren wij slechts dat de meningen onveranderd tegenover elkaar blijven bestaan. In onze CKV is helaas niet gelukt, wat in de Structuurcommissie wel gelukt is. De leden daarvan hadden immers aanvan kelijk ook heel verschillende meningen op dit punt, maar zijn desondanks tot een eenparig oordeel gekomen en heb ben dat met overtuiging vast gehouden. Gezien de grote bezwaren, die de artike len 7 en 8 bij een deel van de vergade ring bleken op te roepen, meende heer Mertens, dat deze aangelegenheid nog maar eens nader bekeken moet worden. Het was hem toch te veel met de hak ken over de sloot. Hij waardeerde het echter, dat onderling zo open en in goe de toon gesproken is, treurde ook niet over de uitslag, maar voorspelde wel dat we er niet mee af zijn. We zullen een discussie als nu in de toekomst terug krijgen, alleen reeds omdat er ons een nieuwe wetgeving, ook op Europees ni veau, te wachten staat. OLIE. GAS EN GULDEN De tweeledige olieprijsverhoging door de OPEC (Organisation of Petroleum Ex- porting CountriesHanden heeft tot een vrij onoverzichtelijke situatie geleid. Enerzijds kan 5 prijsverhoging door Saoudi-Arabië en de Verenigde Arabi sche Emiraten er toe leiden dat de totale olieprijsstijging in de Europese landen aanzienlijk lager zal kunnen blijven dan de 10 stijging, welke door de andere OPEC-landen wordt doorgevoerd. An derzijds kan het dreigend schisma ook aanzienlijke gevolgen hebben voor de totale hoeveelheid olie die uit de grond gehaald gaat worden en daarmee voor de uiteindelijke olieprijzen. Een dergelijke combinatie van pro- duktievermindering en prijsverhoging brengt de gedachten onvermijdelijk te rug naar het najaar van 1973 toen de zo genaamde oliecrisis uitbrak en dienten gevolge Nederland het genot mocht on dervinden van enkele autovrije zonda gen. De situatie ligt nu echter geheel an ders dan drie jaren geleden. Toen wer den de oorzaken van de crisis gevormd door het slepende conflict in het Mid den-Oosten en de gedurende lange tijd vrijwel ongewijzigd gebleven olieprijzen. Daarbij kwam voor Nederland nog, dat wij de Zwarte Piet voor de hulp aan Is raël kregen toebedeeld in de vorm van een - uiteindelijk niet erg effectief ge bleken - leverantieboycot. Nu zijn de prijsverhogingen heel wat ge ringer terwijl eventuele leverantiepro blemen in de toekomst zijn terug te voe ren op interne verdeeldheid binnen het OPEC-blok. In hoeverre die verdeeldheid op zodanige wijze zal toenemen dat de leverantie ook werkelijk in de knel zal komen moet worden afgewacht, maar de kans hierop lijkt vooralsnog niet al te groot. Juist voor Nederland is de situatie op het moment veel gunstiger dan in 1973. Stijgen bijvoorbeeld de invoerkosten van ruwe olie voor Duitsland het komend jaar met circa DM 6 miljard, voor ons land valt te verwachten dat deze kosten gecompenseerd zullen worden door de stijgende prijzen van onze energie-uit voer. Nederland kent namelijk sinds en kele jaren de uitzonderlijke situatie dat er meer energie wordt uitgevoerd dan ingevoerd hetgeen niet alleen in hoe veelheden maar ook in bedragen een positieve energiebalans tot gevolg heeft. Elke olieprijsverhoging levert ons land op het moment dan ook, ook al is de aanpassing van de exportprijs voor aard gas onvolledig, een ruilvoetwinst op. Hiermee samenhangend valt te ver wachten dat de gulden wederom aange merkt zal worden als een structureel sterke munt, waartoe tal van andere economische en politieke ontwikkelin gen in 1977 wellicht eveneens zullen bij dragen. 'ZES EUROPESE BANKEN MET EEN COÖPERATIEF KARAKTER' De achtergronden van ons persbericht, dat vorige maand de samenwerking aankondigde tussen de Centrale Bank en vijf verwante bankinstellingen in De nemarken, Frankrijk, West-Duitsland, Oostenrijk en Finland, zijn in vele opzich ten merkwaardig. Wij denken daarbij niet zozeer aan het feit, dat er een krachtige groep banken gezamenlijk op het internationale toneel zal verschijnen, die zijn activiteiten wereldwijd zal uit strekken. Dat is het doel waarnaar de groep zal streven, maar op zichzelf is dit niet uitzonderlijk, want er zijn meer van dergelijke groepen. Merkwaardig is wel, dat het thans ban ken betreft van dezelfde coöperatieve structuur. Al deze banken hebben hun oorsprong in dezelfde coöperatieve denkwereld. Zij zijn alle zeer plaatselijk begonnen, zijn binnen hun grenzen ge groeid, voelden nagenoeg gelijktijdig, dat hun cliënten ook over die grenzen heen door hen begeleid moesten wor den. De één meer, de ander minder had dan ook al een eigen buitenlands bedrijf opgebouwd. En nu zijn ze dan op het punt aangeland, waarop ze hun coöpe ratieve karakter ook een multi nationale gestalte zullen geven. Overigens wordt dit een zeer zakelijke samenwerking, hetgeen voor het buiten lands bankbedrijf ook van zelf spreekt. In de ontwikkeling van het coöperatieve bankwezen is ook dit een zeer markante gebeurtenis. Vanouds zijn er vele con tacten tussen de verschillende nationale coöperatieve instellingen geweest. In allerlei organisaties, de CICA, de CEA, het Brusselse 'Groupement', werden ideeën uitgewisseld en gezamenlijk vraagstukken besproken, maar tot een echte zakelijke samenwerking tussen de bedrijven van de afzonderlijke nationale organisaties is het nooit gekomen. Zelfs de oprichting enkele jaren geleden van London and Continental Bankers kan niet als zodanig worden gezien. De aandeel houders zijn weliswaar, op één Engelse aandeelhouder na, allemaal coöperatie ve banken, maar de LCB is een afzonder lijke merchant bank, die als zodanig los staat van de bedrijven van de aandeel houders. Wel heeft het contact in de LCB de huidige ontwikkeling natuurlijk in de hand gewerkt. Deze ontwikkeling zal de allang be staande samenspraak van de coöpera tieve organisaties natuurlijk niet versto ren. Deze zal er veeleer door gestimu-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 6