r7wat ons bezighoudt
wob
DE GRIJSSLUIER DOORBREKEN
Met het verschijnen van dit nummer
zullen we er aan gewend zijn dat het
laatste cijfer van het jaargetal met één
vermeerderd is. leder van ons heeft de
afgelopen weken de bij een jaarwisse
ling gebruikelijke hoeveelheid toekomst
voorspellingen over zich heen zien ko
men. Je laat ze van je afglijden en gaat
met een 'we zullen wel zien' over tot de
dingen van de dag.
Dat lijkt thans ook meer dan andere ja
ren de juiste houding: je concentreren
op wat je hand vindt om te doen. Uit het
recente verleden herinneren we ons een
hele reeks jaarwisselingen, waarbij het
toekomstbeeld heel licht en lokkend
was. Natuurlijk werd ook dan wel voor
dreigingen gewaarschuwd, maar telkens
werd toch met groot optimisme vooruit
gekeken. Het werk.te aanstekelijk op ie
dereen. Haast ongemerkt is dat de laat
ste jaren veranderd en zeker thans moe
ten we erkennen, dat onze kijk op de
toekomst heel wat mistiger is gewor
den. Sommigen hebben zelfs een echte
zwarte bril opgezet: zij voorzien dat de
economische conjunctuur nu hij een
maal zijn hoogtepunt voorbij is de ko
mende jaren verder zal afzakken. Ande
ren blijven optimistisch en kunnen die
houding aan allerlei indicaties adstrue
ren. Eén ding echter is zeker: er is geen
communis opinio, geen toekomstver
wachting, die iedereen bewust of onbe
wust als vanzelfsprekend aanvaardt. We
zijn de jaardrempel overgegaan met een
onbestemd gevoel van onzekerheid, dat
op ons wel geen zwarte, dan toch een
grijsachtige indruk maakt.
De reden daarvoor is natuurlijk, dat zo
veel acute problemen onopgelost met
ons mee die drempel overgeschoven
zijn: inflatie, werkloosheid, monetaire
vraagstukken, de toekomst van de EG,
om maar een paar van de belangrijkste
punten te noemen, die niet alleen ons
land maar ook de hele westerse wereld
in de ban houden. In ons eigen land zien
we dit toegespitst in de discussie over
het afremmen van de stijging van de
collectieve lasten en over het pro en
contra van een investeringsregeling. Het
moet allemaal uit de lengte of uit de
breedte komen. Wie echter de noodzaak
van rendementsverbetering voor het be
drijfsleven onderstreept, hoort een 'en ik
dan?' van de werknemers. En wie pleit
voor inkomstenverbetering voor werk
nemers hoort een 'het kan deze keer
niet' uit de hoek van het bedrijfsleven.
Zo is de situatie terwijl wij dat schrijven.
Daar komt bij, dat 1977 een verkiezings
jaar wordt, waarin ons kabinet een stel
belangrijke maatschappijhervormingen
als oogst wil binnenhalen: denk aan de
ondernemingsraden, de VAD en de
grondpolitiek. Wat hiervan ook zij, het
treft slecht, dat dergelijke ingrijpende
zaken nu juist in zo'n 'grijze' periode aan
de orde komen.
Als bank, zelfs als grote bankinstelling
die zijn verantwoordelijkheid voelt, kun
nen wij aan de oplossing van al deze
problemen nauwelijks iets doen. Ze ra
ken echter allemaal ook ons terrein en
wij ervaren dat onze cliënten - bedrijven
en particulieren er door geraakt wor
den. Het is ook niet zonder reden, dat er
ook door ons reeds vele malen op geha
merd is de bedrijvigheid te stimuleren
door in deze tijd bewust te kiezen voor
rendementsverhoging op geïnvesteerd
risicokapitaal boven verzwaring van de
collectieve lasten. Het is goed, dat de
overheid daar zelf ook oog voor gekre
gen heeft.
In dit verkiezingsjaar is naar onze niet-
politieke mening een verstarrende pola
risatie van standpunten in ieder geval
heilloos. We zullen in Nederland alle
maal - bedrijven, werknemers, consu
menten en politieke partijen - het besef
moeten krijgen, dat we alleen door ge
zamenlijke krachtsinspanning de proble
men de baas kunnen worden. Slechts op
die basis is een eerlijke verdeling moge
lijk van de daarvoor onontbeerlijke 'of
fers', d.w.z. dat ieder minder krijgt dan
hij had verwacht. Het moet thans uit de
breedte én uit de lengte komen I
De thesaurier-generaal, dr. C.J. Oort,
fulmineerde vorige maand tegen on
heilsprofeten. Zeer terecht! Er zit een
groot gevaar in als we allemaal de som
berkijkers na gaan praten, want dan lijkt
het niet alleen somber, het wordt ook in
werkelijkheid somber, bij het zwarte af.
Die kant mag het niet uitgaan, en, nuch
ter bezien, hoeft het ook niet. Daarvoor
is er genoeg spankracht in onze econo
mie en ook in die van de rest van de we
reld aanwezig. We weten dat er het een
en ander gebeuren moet, dat herstel tijd
vergt, welnu, laten we daarvoor te za-
men aan de slag gaan met een vast ver
trouwen dat we het zullen klaren.
Bij zo'n aanpak zien wij de toekomst
weer oplichten. Uit eigen coöperatieve
ervaring weten wij, dat door de handen
ineen te slaan er ongedachte mogelijk
heden komen. Die weg bevelen wij ook
voor onze volkshuishouding aan. Een se
rieus appel daarop zal niet alleen in wij
de kring gehoor vinden, maar zal ook
reeds onmiddellijk heilzaam blijken te
werken. Het zal inspireren tot een nieuw
elan om er tegenaan te gaan.
KOGEL DOOR DE KERK
Vlak voor de Kerst heeft de Structuur
commissie de overgrote meerderheid
van haar voorstellen door de Centrale
Kringvergadering aanvaard gezien. Het
was drie jaar en twee dikke rapporten na
de instelling van de commissie. De lof
en het applaus, dat de commissie ten
deel viel voor haar gedegen en omvang
rijke werk, was ten volle verdiend. Dat
het onderzoek naar de interne financiële
verhouding tussen de lokale banken en
de Centrale Bank nog niet afgesloten
kon worden, was helaas wel te ver
wachten. De bevindingen over deze in
gewikkelde, maar in wezen los van de
rest staande, materie houden we nog
van de commissie te goed.
Al is in de CKV op een belangrijk onder
deel verschil van mening gebleven - wij
komen daarop hieronder terug - vast
staat thans dat heel onze organisatie
zich op de hoofdpunten eendrachtig
achter de Structuurcommissie schaart.
Dit betekent, dat wij - Centrale Bank en
aangesloten banken in goed onderling
overleg ons beleid op korte en op lange
termijn zodanig op elkaar gaan afstem
men, dat in ware zin een gemeenschap
pelijk beleid van de hele organisatie
ontstaat.
Dat die beslissing blijkens het diepgaan
de beraad, dat er aan voorafgegaan is,
door onze organisatie in haar volle
breedte wordt gedragen, stemt ons tot
dankbaarheid.
De uitvoering van het besluit komt in de
naaste toekomst aan de orde: de proce
dures daarvoor zijn reeds aangegeven.
We zullen ons thans verworven nieuwe
gereedschap leren hanteren en gebrui
ken om onze banken en organisatie ge
zond te houden en gezond verder te ont
plooien.