denken en
doen in het
landbouw
beleid
Het passeren van de
jaarwisseling leek
ditmaal op het
ronddobberen in een
windstilte. In landbouw
politiek opzicht is de
vaart eruit en moet
worden gewacht op de
dingen die komen
gaan.
Er wordt naarstig
gezocht naar een
nieuwe richting welke
het landbouwbeleid
moet inslaan.
f
In de toespraak waarmede de voorzitter van het
Landbouwschap, drs. P. Bukman, de eerste vergade
ring in het nieuwe jaar van zijn bestuur opende, her
innerde hij aan de discussie in de landbouworgani
saties over de grondslagen van het landbouwbeleid.
Dit gesprek in de organisaties vindt plaats aan de
hand van een discussienota van het Landbouwschap
waarin verschillende wegen worden aangegeven
waarlangs het beleid in de toekomst kan worden ge
voerd.
Ook minister Van der Stee is zich aan het bezinnen. In
de Tweede Kamer heeft hij aangekondigd in het begin
van dit jaar te zullen komen met een z.g. structuurvisie.
Deze visie zal ten grondslag moeten liggen aan de wij
ze waarop de overheid zich met de inrichting van het
platteland zal bezighouden. Met het aangeven van de
ruimtelijke ordening is één van de meest belangrijke
factoren voor de toekomst van de land- en tuinbouw
bedrijven vastgelegd. Voordat daartoe wordt overge
gaan zal men zich een voorstelling moeten maken van
wat in de toekomst als een leefbaar agrarisch bedrijf
kan worden beschouwd.
Al dit bezinnen op de toekomst komt op een moment
dat er ook in bestuurlijke zin veranderingen op til zijn.
Per 1 januari treedt de nieuwe Europese Commissie op
en al is de Nederlandse invloed op het gemeenschap
pelijk beleid beperkt, men kan zeker geen invloed uitoe
fenen wanneer men zich in ons land in het geheel geen
beeld vormt van hoe het met de Europese landbouw
verder moet.
Verkiezingen
De tweede verandering welke op komst is, bestaat uit
de vorming van een nieuw kabinet na de komende ver
kiezingen in mei. Het is niet te verwachten dat hierdoor
spectaculaire wijzigingen in het landbouwbeleid zullen
Drs. M. L. de Heer
1 J
ontstaan. Nu er in landbouwkringen toch wordt nage
gaan wat de gevolgen voor het landbouwbeleid zijn van
de beperkte economische groei, de structurele werk
loosheid en de grotere prioriteit voor het milieu, zou het
van invloed op het regeringsbeleid kunnen zijn wanneer
deze discussie in mei is afgerond.
De discussie over de principes van het landbouwbeleid,
ontslaat de beleidsinstanties niet van het oplossen van
acute problemen. Eén van die problemen is het ener
giebeleid voor de glastuinbouw. De beperkte aanpas
sing van de prijs van aardgas aan die van stookolie,
plaatst deze sector in een uitzonderingspositie, die is
gerechtvaardigd uit een oogpunt van inkomensvor
ming. Het aandeel van de stookkosten in de totale kos
ten is zo groot dat een abrupte aanpassing voor de in
komensvorming desastreus zou zijn. Aangezien ons
land in het gelukkige bezit is van aardgas, bestaat ook
de mogelijkheid van een geleidelijke prijsaanpassing.
En waarom zou men daar geen gebruik van maken?
Het is nog niet zo lang geleden dat de glastuinders door
de overheid werden gestimuleerd om aardgas te gaan
stoken in plaats van olie. Dat was goed voor het milieu.
Het is begrijpelijk dat deze tuinders er bezwaar tegen
maken dat dezelfde overheid de prijs van het aardgas
nu gaat verhogen terwijl het in haar macht ligt om dat
niet te doen. Er is echter een belangrijk obstakel voor
de overheid: de kritiek vanuit het buitenland waarin ons
land beschuldigd wordt van concurrentievervalsing.
Een sector zoals de tuinbouw die zo van export afhan
kelijk is, moet deze kritiek serieus nemen. Het lijkt erop
dat de Nederlandse regering deze kritiek heeft bezwo
ren met een verhoging van de gasprijs. Deze verhoging
was veel groter dan die welke het bedrijfsleven accep
tabel achtte, maar betekent nog steeds dat de aardgas-
stokende glastuinbouw een lagere energieprijs kent
dan de andere sectoren van de economie.
Gas en olie
Minister Van der Stee heeft tijdens de besprekingen
met het Landbouwschap welke aan de uiteindelijke be-