De ondernemer moest hierdoor niet al leen voortdurend binnenlandse maar ook buitenlandse concurrenten observe ren, wier toegang tot de nationale markt werd vergemakkelijkt. De cliënten gin gen van hun bankinstelling ook assisten tie verwachten bij de vergaring van in formatie van uiteenlopende aard (deel markten, inkoop- en afzetkanalen, belas tingfaciliteiten, enz.). Die buitengewone dienstverlening was in het verleden vaak beslissend voor de keuze van een bank. Vaak mondde de 'informatie'-gang naar een bank uit in een vaste relatie. In de praktijk bleek dat deze informerende en adviserende taak juist door die banken naar volle tevre denheid kan worden uitgevoerd, die over een vaste voet in financiële centra beschikten, van waaruit zij hun internati onaal georiënteerde cliëntèle bedien den. Voor een begeleiding van de cliënt op het niet-puur bancaire vlak, is een re latie met een buitenlandse correspon- dentbank veelal niet voldoende. De uit breiding van het door de clientèle ver wachtte servicepakket (van marktonder zoek en investeringsmodellen via cash-management tot ondersteuning van grensoverschrijdende fusies) verei sen een directe aanwezigheid ter plekke (land of regio). Veelal bleek dat zelfs de eigen man-on-the-spot niet voldoende was, maar dat een nauwe en veel om vattende samenwerking met banken in verscheidene landen grote voordelen biedt. Samenwerking over de grenzen heen Dit inzicht en de reactie op de expansie van niet-Europese banken, die alleen al in Europa over een 300-tal vestigingen beschikken, resulteerden in de oprich ting van verscheidene bankclubs, waar aan ook Nederlandse banken deelne men. Bekende voorbeelden zijn EBIC (onder andere Amro), ABECOR (ABN), Europartners Inter-Alpha (NMB). Uit gaande van de vertrouwdheid van de partnerbank met de nationale proble men, doelden deze samenwerkingsver banden onder andere op: - een voortdurende uitwisseling van informaties en de voorbereiding van zakelijke contacten; - de ontwikkeling van uniforme mar- ketingconcepties; - de oprichting van gemeenschappe lijke vestigingen in bepaalde landen, hetgeen kostenbesparend en doelma tiger bleek; - de ontwikkeling van gemeenschap pelijke kredietfaciliteiten; - de oprichting van consortiumban- ken, die zich hoofdzakelijk op het ge bied van de eurovalutafinanciering op middel- en lange termijn concentreer den - de oprichting van bankinstellingen met een regionaal karakter (European- Arab bank, European-Asia-bank). Kortom, de aan scherpte toegenomen concurrentie op de nationale en interna tionale financiële markten kon en kan ook door de grote internationale banken niet individueel tegemoet worden getre den. Wie in het internationale bankge- beuren een rol van betekenis wil spelen moet samenwerken. De coöperatieve banken in Europa, die tot in de zestiger jaren een bankbedrijf met een voornamelijk binnenlands ka rakter uitoefenden, hebben de gevolgen van de internationale oriëntatie van hun cliëntèle bespeurd. De gestelde eisen werden kwantitatief en kwalitatief gro ter en konden veelal niet prompt worden beantwoord. Menig cliënt oriënteerde zich elders en leidde zijn internationale transacties via andere banken. Dienstbaar aan cliënt en eigen bedrijf De coöperatieve banken reageerden op deze trend door een versnelde uitbouw van hun buitenlands bedrijf; daarbij moesten in een reeks van landen eerst wettelijke bepalingen worden gemodifi ceerd, die oorspronkelijk de coöperatie ve banken uitsluitend een binnenlands bankbedrijf toestonden. In het begin van de zeventiger jaren werden de eerste gemeenschappelijke filialen en financie ringsinstellingen in Luxemburg en in Londen geopend. In 1975 volgde de op richting van een gemeenschappelijke bank in Zürich, en onlangs werden kan toren in Hong Kong en New York ge opend. De coöperatieve banken zetten zodoende in kort tijdsbestek in verschil lende samenwerkingsconstructies een voet in de belangrijkste financiële centra in de wereld. Voor de ontwikkeling van het eigen bedrijf van de deelnemende banken, maar ook ten behoeve van de cliëntèle, hebben die vestigingen nu reeds hun waarde bewezen. Gezamen lijk ervoeren zij dat de internationale fi nanciële markt ruimte biedt voor een ac tief optreden van de coöperatieve ban ken. Dit bewerkte tevens dat internatio naal met groeiende interesse kennis werd genomen van het feit dat coöpera tieve banken met hun sterke nationale marktpositie in de toekomst ook inter nationaal als serieuze deelnemers moe ten worden beschouwd. De eerste ervaringen, die door het overi gens bewust niet spectaculair gezamen lijk optreden op het doorgaans puur fi nanciële vlak, waren opgedaan, boden aanleiding de samenwerkingsverhoudin gen een meer algemeen karakter te ge ven. Door een planmatig maar vooral pragmatisch optreden in het recente verleden werd de stap naar een onder ling samenwerkingsakkoord voorbereid. In de lijn van het pragmatisme lag de eis dit akkoord voornamelijk tussen die coöperatieve bankorganisaties tot stand te doen komen, die in de praktijk aan el kaar zakelijke ondersteuning kunnen ge ven. Dit hield o.a. in, dat zo'n nauwe sa menwerking door de betrokken nationa le wetgeving was toegestaan, dat de po tentiële partners reeds over een functio nerend buitenlands bedrijf beschikten en dat de cliëntèle op ruime schaal interna tionale activiteiten ontplooiden. Deze overwegingen stonden in het teken van het uitgangspunt dat de internationale samenwerking dienstbaar moet zijn aan de eigen organisatie en de eigen cliën-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 25