lichtpunten voor
1977
Het wel en wee in sociaal-economisch opzicht heeft de gemoederen in ons
land het afgelopen jaar weer danig beziggehouden. Prettige en minder pret
tige berichten en beschouwingen wisselden elkaar bij voortduring af. Daar
bij kwam het dan overigens herhaaldelijk voor dat wat door de ene partij als
gunstig werd bestempeld door de andere als minder gunstig werd aange
merkt. Nu 1976 inmiddels achter ons ligt, is de tijd rijp om de balans van 365
dagen streven naar meer welvaart, weer eens op te maken.
Dan blijkt om te beginnen dat het natio
nale inkomen in ons land, dat wil zeg
gen het totaal van lonen, winsten, rente,
huren en pacht in het afgelopen jaar na
correctie voor het gestegen prijspeil met
3,5 is toegenomen. Per hoofd van de
bevolking kwam dit neer op een stijging
met 3 Dit resultaat volgde op een
tweetal jaren waarin, anders dan we ge
wend waren, het nationaal inkomen
enigszins was teruggelopen.
De verbetering van de nationale inko
menspositie ging hand in hand met een
groei van de totale particuliere con
sumptie met 3 Dat het begrip con
sumptie daarbij niet te eng moet wor
den opgevat moge blijken uit het feit dat
het verbruik van voeding en drank zelfs
iets terugliep doch dat voornamelijk
meer werd besteed voor de aankoop
van duurzame gebruiksgoederen. Hier
van profiteerde vooral de automobiel
branche getuige de toename met 25
van het aantal nieuwe auto's dat werd
verkocht.
De gestegen kooplust kan niet worden
toegeschreven aan een verbetering van
het reëel vrij besteedbaar inkomen van
de modale werknemer. Als gevolg van
een tweetal loonmaatregelen moest Jan
Modaal genoegen nemen met wat hem
reeds eerder netto contant aan koop
kracht was toebedeeld. Wel vond een
verdere optrekking plaats van de mini
mumlonen. Om te voorkomen dat dit
een te zware belasting zou betekenen
voor arbeidsintensieve bedrijven met
naar verhouding veel minimumloners
werd voor bedrijven waarin ten minste
10 van de totale loonsom naar mini-
mum(jeugd)loners ging, een subsidie
regeling ingevoerd.
Naast het vrij besteedbare looninkomen
vormen de sociale uitkeringen een be
langrijke bron voor consumptieve beste-
Drs. H. A. de Werker
hoofd Stafgroep
Studiedienst
dingen. In 1976 beliep het totaal van de
uitkeringen en verstrekkingen krachtens
de sociale verzekeringswetten f63 mil
jard tegen f54 miljard in 1975, hetgeen
overeenkomt met een stijging van bijna
17 Deze f63 miljard staat tegenover
een totale particuliere consumptie ten
bedrage van f 134 miljard.
De ten opzichte van voorgaande jaren
gematigde stijging van de loonsom per
werknemer (9 a 9,5% tegen 13,5 en
15,5 in respectievelijk 1975 en 1974)
heeft een gunstige uitwerking gehad op
de ontwikkeling van de rendementen
van bedrijven. Vooralsnog heeft dit ech
ter nog niet geleid tot een drastische
verbetering van het ondernemingskli
maat. Met name kan dit blijken uit het
feit dat de reeds enige jaren dalende
tendens met betrekking tot de bedrijfs
investeringen zich in 1976 in versterkte
mate heeft voortgezet.
Tegenover de min of meer trendmatige
groei van de consumptieve bestedingen
en de forse teruggang van de bedrijfsin
vesteringen betekende de groei van de
uitvoer een stimulerende factor.
In waarde uitgedrukt steeg de uitvoer
van f88,5 miljard in 1975 tot f104 mil
jard in 1976. Bij benadering zal dit neer
komen op een volumestijging van 10
Een positief effect op de totale beste
dingsontwikkeling ging voorts uit van de
aanzienlijke toename van de materiële
overheidsbestedingen. Aan de daling
van de investeringen in woningen kwam
weliswaar een einde in de afgelopen ja
ren, doch niet zodanig dat hieruit een
impuls voor de economische bedrijvig
heid voortvloeide.
Voor wat betreft de meest slepende
kwalen waar de Nederlandse economie
- evenals overigens die van veel andere
geïndustrialiseerde landen - al geruime
tijd mee te kampen heeft, namelijk de
werkloosheid en de inflatie, bood het
jaar 1976 slechts beperkte tekenen van
een keer ten goede.
Het werkloosheidscijfer liep op jaarba
sis opnieuw belangrijk op. In zoverre
was te dien aanzien sprake van enige
lichtpuntjes dat de toename van het
aantal werklozen geleidelijk wat afzwak
te en gedurende de laatste maanden
van het jaar zelfs absoluut begon terug
te lopen.
Ook wat de inflatie betreft kan men de
ontwikkeling in 1976 met gemengde ge
voelens bezien.
Enerzijds is teleurstellend dat de stijging
van de prijsindex van de gezinscon
sumptie uiteindelijk toch een vol punt
hoger is uitgekomen dan de raming van
7,5 a 8 van het Centraal Planbureau in
de maand mei, doch daar staat tegen
over dat de uitkomst voor het eerst
sinds lange tijd ligt beneden die van het
voorafgaande jaar.
Brandende kwesties
Hoofdstukken apart, die in 1976 uitge
breid aan de orde waren, betroffen on
der andere de door de regering geïntro
duceerde 1 %-norm voor de stijging van
de collectieve lastendruk, het wetsont
werp inzake de vermogensaanwasdeling
en de economische structuurnota van
minister Lubbers.
Met de 1 %-norm toonde de regering
aan overtuigd te zijn van de noodzaak
om de groei van de collectieve lasten te
temperen ten behoeve van een herstel
van de bedrijfsrendementen en in het
belang van de werkgelegenheid. De
kwestie of deze norm wel ver genoeg
gaat is veelvuldig onderwerp geweest
van discussies en beschouwingen met
als overwegende opvatting dat een ver
dere beperking te prefereren zou zijn.
Het in juni jl. bij de Tweede Kamer inge
diende wetsontwerp inzake de vermo
gensaanwasdeling heeft inmiddels zo
danig blootgestaan aan kritieken, dat
aan een ingrijpende aanpassing hiervan
wel niet zal kunnen worden ontkomen.
Op zichzelf heeft de gedachte om te ko
men tot enigerlei vorm van vermogens
aanwasdeling niet zoveel weerstand op
geroepen. De kritiek spitste zich echter
vooral toe op de uitwerking van deze ge
dachte zoals het beheer van de
VAD-gelden door uitsluitend werkne
mersvertegenwoordigers.
Ook ten aanzien van de in dezelfde
maand gepubliceerde Nota Inzake Se-