13 ken aan hun bestemming in de zin van agrarische produktie, teneinde hier een specifiek natuur- en landschapsbeheer te kunnen voeren. Het is wenselijk dat de gronden in de reservaatsgebieden in eigendom van de overheid komen. In de beheersgebieden zullen aan de uitoefe ning van het agrarisch bedrijf meer of minder ingrijpende beperkingen worden opgelegd, zodat de bedrijfsvoering mede gericht wordt op de doeleinden van landschapsbeheer. Tegenover de opgelegde beperkingen zal een beheersvergoeding komen te staan. Voor de bepaling hiervan zal men per beheersgebied een beheersplan moeten opstellen. Hierin moet vervat zijn: a Wat men vanuit natuur- en land schapsbehoud van belang acht voor het gebied: b Wat men in dat opzicht van de boer verlangt met betrekking tot zijn bedrijfs voering en bedrijfsopzet; c Hoe de aard van bedrijfsopzet en be drijfsvoering is in het regio waarin het beheersgebied ligt; d Tot welke verschillen in kosten en op brengsten de vergelijking tussen de be drijfsvoering sub b en de bedrijfsvoering in het vergelijkingsgebied (sub c) zou lei den. Uit het laatstgenoemde volgen de nor men voor de toe te kennen beheersver goeding. Na een procedure waarin het plan ter visie aan de betrokkenen wordt voorgelegd en het al of niet na inspraak wordt aangepast, worden de normen vastgesteld. Op basis daarvan wordt vervolgens aan de betrokken boeren een beheersovereenkomst aangeboden. Voorzien wordt verder in een jaarlijkse bijstelling in verband met prijzen- en kostenontwikkelingen. Bovendien zal op zijn minst eenmaal per zes jaar opnieuw een vergelijking plaats vinden tussen de bedrijven in het be heersgebied en de bedrijfsvoering en bedrijfsopzet in een vergelijkingsgebied. Op deze wijze kunnen de normen dan als het ware worden herijkt. In relatie tot de planologie wordt opge merkt, dat de beheersgebieden en reser vaatsgebieden zeer waarschijnlijk als zo danig aangewezen zullen worden in streek- of bestemmingsplannen. In een bestemmingsplan kan men wel bepaal de zaken verbieden of aan een vergun ning binden. Het is echter onmogelijk in dit kader een bepaalde bedrijfsvoering voor te schrijven die overeen zou komen met een beheersplan. Dit brengt met zich mee dat het accepteren van een be heersovereenkomst op vrijwillige basis moet gebeuren. Afgezien van het feit dat het onmogelijk is, zou het immers ook niet zinvol zijn iemand te dwingen tot medewerking aan het beheer. De bestemming tot beheersgebied blijft echter wel bestaan. Het enige alterna tief bestaat dan uit verkoop van het be drijf aan iemand die zich wel in staat voelt aan het natuur- en landschapsbe heer mee te werken, of aan de overheid. Door uitruil van gronden in ruilverkave- lingsverband of door boerderijverplaat sing en dergelijke, kunnen in dit geval oplossingen worden gevonden. Ten slotte nog iets over het begrip land schapspark. Het blijkt dat er een grote mate van onduidelijkheid bestaat over de inhoud van dit begrip. Volgens Van der Lely gaat het hier om de aanduiding van een streek waarin in een grotere Zo'n grutto zien we al lemaal graag, maar biotoop van het beest stelt dan ook weer zijn eisen. de mate dan in andere regio beheers- en reservaatsgebieden zijn aangewezen. Het is dus niet een op zichzelf staand gegeven, waar specifiek regelingen uit voort kunnen vloeien. Het landschaps park moet meer beschouwd worden als een gebied waar in belangrijke mate ge bruik is gemaakt van de regelingen zoals die voortkomen uit de aanwijzing van beheersgebieden en reservaatsgebie den. Binnen een dergelijk gebied zal der halve meer dan elders aandacht ge schonken worden aan natuur- en land schapsbeheer.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 15