grondschaarste en -beheer IMaar aanleiding van de begin december gehouden CBTB-conferentie met betrekking tot het grondgebruik wil ik op deze plaats ingaan op een beperkt aantal aspecten daarvan. Hierbij wordt in belangrijke mate uitgegaan van de inleiding op het onderwerp zoals drs. G. van der Lely deze heeft gehouden. Helaas moet echter geconstateerd worden dat de problematiek op het ge bied van de ruimtelijke ordening bijzonder ingewikkeld is. Het is daarom onmogelijk er zelfs maar bij benadering hier een volledig over zicht van te geven. Desalniettemin heb ben intussen vele ondernemers in de agrarische sector te maken met allerlei regelingen die o.a. ten doel hebben het landschappelijk schoon te beschermen. Anderen lopen een gerede kans om in de toekomst geconfronteerd te worden met maatregelen die soms diep op hun wijze van bedrijfsvoering zullen ingrijpen Het is echter te betreuren dat een en an der geleid heeft tot een situatie waarin de partijen elkaar nauwelijks lijken te verstaan. Aan de ene kant vindt men de boer, die het in de eerste plaats als zijn taak beschouwt een inkomen te verwer ven door zorg te dragen voor de voed- selproduktie. Daartegenover ziet men dan de natuur beschermer staan, die voor de gemeen schap poogt te behouden wat er zich in ons land aan unieke landschapsvariëtei ten voordoet. Een eenzijdige benade ringswijze leidt er al gauw toe dat de na tuurvriend in landbouwkringen, soms niet geheel ten onrechte, wordt afge schilderd als een superhobbyist. Van de andere kant wordt het streven naar een efficiënte en voldoende voedselproduk- tie, zo het lijkt soms, van secundair be lang geacht. Het is m.i. geboden om aan deze vruchteloze situatie een einde te maken. Grondprijzen Zoals bekend zijn de grondprijzen de laatste jaren bijzonder sterk gestegen, niet in de eerste plaats als gevolg van de inflatie, maar veeleer door een zeer be perkt aanbod dat vergeleken met de ja ren '60 ruwweg gehalveerd is. In de ja ren voor 1972 kon men nog voor f 8 000 a f 9 000 per ha bedrijfsvergroting reali seren. Inmiddels behoren prijzen van rond f 30 000 niet meer tot de uitzonde- 1 2 ringen en is zelfs blijkens recente pers berichten de f 50 000 al gepasseerd. Het behoeft geen betoog dat deze ontwikke ling met name voor jonge agrariërs bij bedrijfsovername, geweldige problemen met zich meebrengt. De heer Van der Lely stelt dan ook in zijn inleiding voor de conferentie dat de geconstateerde onevenwichtigheid op de grondmarkt niet voort mag bestaan. De mogelijkhe den tot verruiming van het aanbod lijken vooralsnog echter beperkt. Het aanbod komt voor een belangrijk gedeelte van oudere boeren zonder opvolger, die hun bedrijf beëindigen. Er is echter minstens een tweetal factoren aan te wijzen wel ke de bedrijfsbeëindiging minder aan trekkelijk maken. In de eerste plaats zijn de vooruitzichten buiten de landbouw niet aanlokkelijk, immers daar wacht de werkloosheid. Ten tweede moet in ver band met de oudere boeren zonder op volger gewezen worden op de Rijks- groepregeling Zelfstandigen. Deze rege ling zou de afvloeiing verder kunnen ver tragen. Om te komen tot een fundamenteel evenwicht op de grondmarkt kiest Van der Lely dan ook voor een aanpassing aan de vraagzijde. Hierbij moet gedacht worden aan de uitsluiting van die cate gorie vragers waarvoor areaaluitbreiding niet noodzakelijk of wenselijk zou zijn. Dit dan ten gunste van de zogenaamde middenbedrijven die de grond het meest dringend nodig hebben voor hun voort bestaan. De concretisering van dit uit gangspunt in bedrijfsgroottenormen en in leeftijdscriteria in verband met opvol ging kan dan leiden tot een globale be perking van de vraag naar grond. Men kan dan verder nog het aantal gegadig den voor individuele percelen beperken door eisen te stellen ten aanzien van de afstand tot het kopende bedrijf, met het oog op de verkavelingssituatie. De over heid zou pas op moeten treden indien voor een bepaald perceel géén gerede Ir. A. G. Haasjes medewerker Stafgroep Studiedienst partij is te vinden, dan wel wanneer de meest gerede partij de grond niet kan fi nancieren. In eerste instantie dient de gegadigde dan gebruik te kunnen ma ken van de grondbankfinanciering. De overheid zal pas als gegadigde op mo gen treden indien werkelijk geen gega digden te vinden zijn die aan de criteria voldoen of die de grond ook daadwerke lijk in gebruik of eigendom willen ver werven. Het bovenstaande kan in feite be schouwd worden als een voorkeursrecht voor de meest gerede gegadigde. Ook al zijn maatregelen van deze aard moeilijk te concretiseren, ze zijn m.i. te verkiezen boven direct ingrijpen door middel van vaststelling van maximumprijzen. In het verleden is immers al voldoende geble ken dat dit weinig succes heeft. Grondbeheer In de Relatienota wordt ervan uitgegaan dat er op den duur 100 000 ha beheers gebieden zullen zijn en 200 000 ha re- servaatsgebieden. De aanwijzing van de gebieden zal in principe door de centrale overheid geschieden, in overleg met de provinciale en lokale overheden. Bij de vaststelling van de genoemde opper vlakten is men uitgegaan van de daaruit voortvloeiende financieringslast zoals die door de centrale overheid gedragen kan worden. Dit houdt in dat het hier niet een absoluut maximum oppervlak betreft. De lagere overheden kunnen ook gebieden aanwijzen, maar zij zullen dan zelf voor een voldoende financiering zorg moeten dragen. Er is onderscheid tussen de beheersge bieden en reservaatsgebieden. Deze laatste zullen volledig worden onttrok-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 14