de criteria X ties en hun particuliere branche- Drie sprekers, één coöperator en twee uit het particuliere bedrijfs leven, voerden dit najaar het woord op de jaarlijkse openbare verga dering van de Nationale Coöperatieve Raad. Die bijeenkomst stond in het te ken van het 25-jarig bestaan van de Ce- coha en de Cecoin, de centrale vereni gingen voor coöperatieve handel en in dustrie. Pikant was, dat alle inleiders in goede toon zeer openhartig hun mening gaven over de verhouding tussen coöperatief en particulier bedrijf. Die verhouding is thans naar unaniem oordeel zeer goed. Heel vroeger is dat wel anders geweest! Toen waren er soms scherpe tegenstel lingen; men ontmoette elkaar uitsluitend als marktpartner. Geleidelijk zijn de coöperaties ook als gesprekspartners aanvaard en in de na oorlogse periode is er, zo zei drs. Van den Berg, voorzitter van de Cecoha en Cecoin, de huidige derde fase gekomen, waarin zo mogelijk gezocht wordt naar samenwerking ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen. Vanuit deze achtergrond kwam nu ook de ondernemingsgewijze samenwerking ter sprake. En dan waren er toch verschillen in benadering, die duidelijk te maken hadden met het verschil tussen coöperatieve en niet- coöperatieve kijk. Alle drie stelden de in leiders zich positief op tegenover zo n concrete samenwerking van beide on dernemingsvormen. De heren dr. Bartels en bodewijk zagen daarvoor geen enkele echte belemmering, het was voor hen een vanzelfsprekende zaak, de verschil len zijn van ondergeschikt belang, zij zijn niet wezenlijk meer. De heer Bartels hoopte zelfs op een vierde fase, waarin alle formele beletselen verdwenen zijn, zodat de beide ondernemingvormen desgewenst geheel in elkaar kunnen op gaan of overlopen. Ook de heer Van den Berg stond positief tegenover samenwerking, maar hij druk te zich toch wat voorzichtiger uit, met een dubbele negatief: 'niet per definitie afkerig'. Hij wilde graag met het particu liere bedrijfsleven samenwerken: 'waar mogelijk zijn wij bereid daar naar te stre ven of er voor open te staan'. Maar zo zei hij ook: 'Coöperatie is nu eenmaal meer dan alleen zakendoen: onze doel stelling en het ledenbelang zijn onze cri teria'. Eenzelfde soort houding proefden we onlangs in de woorden van de voor zitter van A vebe, de heer Renkema, toen in een gesprek met de Boerengroep de samenwerking met multinationals ter sprake kwam. Ook hij gebruikte daar een soort dubbele negatief om iets posi tiefs uit te drukken: 'voor ons zijn parti culieren niet melaats'. Geen twistpunt is, dat coöpera- genoten beide in hun bedrijf met precies dezelfde economische wetma tigheden te maken hebben. In de tijd toen ze nog heel klein waren, realiseer den ze zich dat misschien nog niet zo, maar sinds er enorme coöperatieve on dernemingen zijn is dit allang duidelijk. We hebben ook ervaren, dat het principe 100 coöperatie' - overal en altijd hoe idealistisch ook - onuitvoerbaar is. Ook de heer Van den Berg vond die 100% doelstelling te krampachtig, maar hij zou er natuurlijk graag naar streven de coöperatieve activiteit uit te breiden, zonodig tot 100 A/s je dat niet wilt, misken je de eigen mogelijkheden van de bestuurskracht van de coöperatie. De heer bodewijk wees er nog op, dat van de coöperatie als strijdvorm tegen niet-coöperatieve ondernemingen in ons land weinig merkbaars is overgebleven. Hij heeft gelijk. Maar is dat nu een ge mis? Ik meen van niet: de coöperatie heeft haar strijdperiode met succes ach ter zich. De mensen, die zich voor het coöpereren openstelden - en dat waren vroeger praktisch alleen de boeren en tuinders - hebben bereikt wat ze wilden: het huidige beeld van de agrarische coöperaties, en denk hier gerust ook onze coöperatieve banken bij, 'wordt vrijwelnergens ter wereld in betekenis overtroffen' (aldus drs. Van den Berg). Nuchter moeten we constateren, dat er wel veel, maar niet alles coöperatief kan gebeuren. De harde strijd kon daarom plaatsmaken voor een vreedzamer coöperatief streven. En als we merken, dat het niet-coöperatieve bedrijfsleven allengs in zijn optreden is veranderd, kon het wel eens zijn, dat de invloed van de coöperatieve gedachten daar meer mee te maken heeft dan men denkt! Toch was de bedachtzaamheid, X waarmee de heer Van den Berg ondanks alle welwillendheid sprak over een samengaan van coöpera tief en niet-coöperatief geenszins mis plaatst. Tot op zekere hoogte kan men misschien nog twisten over zijn stelling dat coöperaties zo n band alleen vanuit een krachtige eigen positie moeten aan gaan. Dat wilde er bij de heer bodewijk maar moeilijk in: het gaat toch alleen om commerciële zaken. Maar juist zo'n uitlating bewijst dat de buitenstaander soms wezensvreemd tegen de coöpera tie aankijkt. Die indruk gaf ook dr. Bar tels. Deze onderkende de financiële - en basis verantwoordelijkheid van de coöperatie tegenover de boer als deel nemer. Hij vond dat kennelijk niet zoveel anders liggen bij de particuliere onder nemers: immers die heeft ook geen 'vrij blijvende relaties' met zijn kapitaalver schaffers en hij zoekt ook een meer dan eenmalige relatie met zijn afnemers. Voor ons is duidelijk dat deze vergelij king nu juist niet opgaat en dat hier het verschil ligt tussen de beide besproken bedrijfsvormen. Coöperaties kennen geen aandeelhouders, maar leden, die tegelijk leveranciers en/of afnemers zijn, die als mede-ondernemer mede-risico dragen, en die medezeggenschap heb ben. Allemaal dingen, die de heer Van den Berg uitdrukkelijk voordroeg, waar bij hij ook op de achtergrond van de dienstverlening aan de leden een sociale functie zag. Dit soort kenmerken van de coöperatie blijven, zelfs al lichten we ze uit een ideologisch kader, springlevend in onze tijd. Ze sluiten aan op vele van de mo derne gedachten (zeker bij jongeren) en ..de coöperatie heeft haar waarde in de zakelijke praktijk bewezen. Wij willen ze behouden, vandaar onze 'bedacht zaamheid' als het om samenwerking met particulieren gaat. Het zou welkom zijn, als de NCR naar aanleiding van haar interessante bijeenkomst, aan dit eigene van de coöperatie nog eens duidelijk be kendheid kon geven. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 9