wob
zijn animo om te kopen heel belangrijk
is, niet slechts voor de uitkomsten van
de bedrijven, die hij direct of indirect zijn
klandizie gunt, maar zeker ook op het
vlak van de nationale economie. Vooral
in Amerika ziet men in een min of meer
gretig 'Christmas-shopping' een belang
rijke aanwijzing voor de toekomstver
wachting van de bedrijvigheid.
Dit wijst erop dat de consument vooral
object is: ieder verkoopbeleid tracht zijn
gunsten te verwerven. De consument
weet dat, accepteert het ook zolang hij
netjes wordt behandeld en is helemaal
gerust als hij het gevoel heeft werkelijk
als Koning Klant te worden behandeld.
Deze wat eenzijdige situatie heeft tot
ver in onze moderne tijd voortbestaan.
In de laatste decennia is er echter een
opvallend verschijnsel bijgekomen: Ko
ning Klant werd actief, hij kreeg zeggen
schap. De consumenten organiseerden
zich hier en in andere landen, zij kregen
kritische woordvoerders - denk aan de
beroemde Ralf Nader die het tegen de
grote Amerikaanse auto-industrie op
nam. De klant wil zoals onze eigen Con
sumentenbond schrijft, 'een volwaar
dige en mondige marktpartij' worden,
leder weet, dat hiermee in ons land op
merkelijke vorderingen gemaakt zijn:
Consumentengids en tv-programma's
als Koning Klant zijn factoren die invloed
hebben en waar producenten rekening
mee houden.
Deze ontwikkeling juichen wij, en onge
twijfeld iedereen, toe. De veelheid en de
ingewikkeldheid van de produkten, die
tegenwoordig de consument aangebo
den worden, vereist een deskundige ver
gelijking zowel naar kwaliteit als naar
prijs. De individuele consument staat
hier vaak hulpeloos tegenover als hem
objectieve voorlichting ontbreekt. Daar
voor zijn de ogen opengegaan en het is
nu zover dat het 'consumentenbelang'
ook in politieke kring een huishoud-
woord is geworden. De jongste troonre
de noemde niet eenmaal de consument:
daar werd dan ook onmiddellijk op ge
wezen. Minister Lubbers heeft onlangs
nog ervaren dat hij de consument niet
mag vergeten.
Toch zit er ook een bedenkelijke kant
aan, indien de overheid te ver zou door
schieten met haar zorg voor het consu
mentenbelang. Natuurlijk dient de over
heid dat belang zo nodig te beschermen.
Dat gebeurt ook al door een enorme
veelheid kwaliteits- en andere voor
schriften.
Overheidszorg ontaardt echter gemak
kelijk in betutteling, met overdreven en
nauwelijks hout snijdende reglemente
ringen. Prof. Dreesmann heeft hier on
langs in een rede voor de Nederlandse
Kamer van Koophandel voor België en
Luxemburg op gewezen. Met name een
overheidsbeleid dat gericht is op het op
voeden tot een verantwoord consumen-
Al vroeg in de tijd dat wij met de fusie
voorbereidingen begonnen verscheen
'Rabobank' als blad, voortgekomen uit
de organen van de beide vroegere orga
nisaties. De Hoofdredacteur vroeg mij ai
in het begin om iedere maand voor een
Hoofddirectiekolom te zorgen.
ik vond dat een heel karwei, zoals ik
hem uitdrukkelijk zei; ik wist uit mijn
vroegere jaren hoeveel overdenken het
vaak kost om periodiek een onderwerp
te behandelen. Toch heb ik dat op zijn
aandringen gedaan. Ik moet er bij zeg
gen dat ik het in de loop van de jaren
met steeds meer genoegen heb gedaan
en daarom het overgrote deel van de ko
lommen zelf heb volgeschreven. Ik heb
getracht daarin vraagstukken te behan
delen van buitenaf of in de organisatie
levend, die ik zelf van belang achtte voor
de hele organisatie. Ik heb getracht dat
te doen met een persoonlijk accent, mij
bewust dat men over deze uitingen van
mening kan verschillen. Ik deed dat niet
met de bedoeling een gedachtenwisse-
ling los te maken. In deze onrustige tijd
zijn velen niet sterk in veel en grondig
lezen. Wanneer ik in deze kolommen
een aantal bestuurders en directeuren
van aangesloten banken aan het denken
heb gezet dan heb ik eigenlijk mijn doel
met deze pogingen bereikt.
Ook voor de toekomst is het namelijk
zeer nodig dat de velen, die een leidende
rol spelen in onze hele organisatie, over
interne en externe vraagstukken en de
invloed daarvan op de organisatie gron
dig doordenken. Wanneer men meent,
zoals ik zeer uitdrukkelijk doe, dat de
kracht van de coöperatieve kredietorga
nisatie is - in het kader van een sterke
en hechte organisatie - een zo groot
mogelijke zelfstandigheid met daaraan
verbonden een zelfverantwoordelijkheid
van zeer bij het werk betrokken bestuur
ders en directeuren, dan weet men ook
dat maatschappelijke ontwikkelingen in
ons aller denken een grote rol moeten
spelen. Met deze lange zin bedoel ik ook
te zeggen dat men bij de zelfstandigheid
van de aangesloten banken toch ook
moet denken aan het belang van de or
ganisatie a/s geheel.
In deze gedachte moet natuurlijk ieder
een, zowel bij de Centrale Bank als bij de
plaatselijke banken, de begrenzing van
zijn taken goed beseffen en daarnaar
handelen. Dit geldt zowel voor bestuur
ders en directeuren van de aangesloten
banken als voor de leiding van de Cen
trale Bank. Ook geldt het voor die func
tionarissen van de Centrale Bank die
met de uitvoerende taken zijn belast.
Men moet in die samenwerking met een
op deze gedachte afgestemde taakstel
ling ook weten dat onze organisatie wei
nig toekomstkansen zou kunnen hebben
zonder een sterke Centrale Bank die
echter - zoals ik boven reeds stelde - de
taakbegrenzing ook in acht moet ne
men. De snelle en opvallende maat
schappelijke ontwikkeling van dit mo
ment brengt mee dat er een veel sterke
re controle op het gehele bankwezen,
ook op de coöperatieve banken, in Euro
pa en daarmede in ons land te verwach
ten is. Ik geloof dat men nog te weinig
beseft hoe die ontwikkeling is en nog
minder dat en hoe men zich daarbij zal
moeten aanpassen.
De heer Haverkamp had mij in het begin
begrensd op werkelijk één kolom. Ik heb
dat - uiteraard zonder hem dwars te wil
len zitten - wel eens uitgebreid tot twee
kolommen en zelfs iets meer. Ik zal in
elk geval in mijn laatste kolom voor dat
'iets meer' oppassen. Daarom wil ik mijn
laatste kolom eindigen met de hoop dat
ik zal mogen gadeslaan dat de organisa
tie zich tegen een achtergrond, zoals ik
die in deze kolom trachtte te schetsen,
voorspoedig zal ontwikkelen. Ik besef
daarbij dat die voorspoedige ontwikke
ling zal moeten plaatsvinden bij snelle
en belangrijke wijzigingen van het maat
schappelijk bestel. Niet alleen de toplei
ding maar alle leidinggevenden zullen
de veerkracht moeten opbrengen om
zich daarbij aan te passen. Ik wens hun
allen die veerkracht toe; dan gaan zij
wat hun werk betreft een goede toe
komst tegemoet. En ik gun hun allen zo
graag een goede toekomst.
A. J. Verhage