m Verhage, denk ik, kunnen we zo'n uitla ting best hebben en, trouwens, zijn mo tieven zijn zeer serieus. I jJiilüÜllllJ^ SSSÜp r£-" >J 1) leefd hebben. Verhage: 'door al die jaren afscheid dr. a. j. verhage en je moet kunnen steunen op goede maatregelen op sociaal gebied. En die hebben we getroffen. Zo werd het ons mogelijk om tot onze beslissingen te ko men. Ik meen ook te mogen zeggen, dat niemand bij ons onreëel is behandeld, integendeel.' Op de man af Verhage heeft niet alleen aan het aam beeld van onze fusie gestaan, hij heeft daarna ook nogal wat ander belangrijk smeedwerk helpen klaarmaken. Het allerbelangrijkste was m.i., dat hij zich van de aanvang af op een soort onver deeld standpunt heeft gesteld. Dat was in vele opzichten iets nieuws, een no vum, onder ons. Verhage had oog voor de eenheid van onze organisatie, waar binnen wel voor een onderscheid maar niet voor een splitsing tussen Centrale Bank en aangesloten banken plaats was. Ik opper, dat dit direct samenhangt met de kijk, die hij als Rabobankman- van-het-eerste-uur had. Verhage onmid dellijk: 'dat moest, dat moest'. Ik: 'maar niet ieder slikte het meteen.' Verhage weer onmiddellijk: 'daar kan ik dan niks aan doen. De mensen die dit niet geslikt hebben of nog niet slikken, die hebben ongelijk.' Als we elkaar aankijken, begin nen we gelijk te grinneken: dat was nu eens mooi, onparlementair gezegd. We besluiten er niet in te schrappen. Van Ik zeg hem daarom, dat zijn beleid naar mijn mening onder twee woorden ge bracht kan worden: continuïteit en ex pansie. U hebt alsmaar gehamerd op het belang van een goede solvabiliteit en rentabiliteit, u hebt vopraan gestaan om ons bankbedrijf met behoud van de aloude agrarische banden ook veel meer in contact te brengen met alle andere sectoren van het bedrijfsleven en om onze diensten zo uit te breiden dat zake lijke en particuliere cliënten goed en ei gentijds aan hun trekken komen. 'Daarin hebt u helemaal gelijk. Ik zoek helemaal niet de expansie om de expan sie, maar in deze tijd van inflatie, van kostenstijgingen kun je de gevolgen van die inflatie alleen opvangen, wanneer je voldoende groeit. Dat is mijn enige re den om op die expansie te hameren; zo stel je je continuïteit veilig. Ik geloof ook, dat we dat als coöperatieve organisatie tegenover het publiek verplicht waren. Wij zien het immers als taak onze cliën ten te helpen en te begeleiden, ook wanneer daaraan in ons bedrijf steeds hogere eisen gesteld worden. Dat kun je alleen doen als je er voor zorgt dat je bank gezond blijft.' We praten even door over de conjunc tuuromslag, die we de laatste jaren be- Dochter en kleindochter: natuurlijk bij de Rabobank. van hoogconjunctuur is het met de loon kosten toch te hard gegaan. De laatste kabinetten - ik gebruik uitdrukkelijk het meervoud - hebben niet altijd een ver standige economische en financiële po litiek gevoerd. Mensen als prof. Stevers, minister Duisenberg en anderen zijn ge lukkig wel gaan inzien, dat je, als je de maatschappijstructuur niet volledig wilt omverwerpen, een redelijk rendement op het geïnvesteerde vermogen nodig hebt. Zelfs in communistische landen besef fen ze, dat zonder rendement een bedrijf niet kan blijven draaien. We zullen een aantal jaren nodig hebben, ik dacht vier of vijf, eer zich het rendement op geïn vesteerd vermogen weer hersteld kan hebben. Ook dan zal de groei wel iets langzamer gaan dan in de zestiger jaren. We moeten er ook voor zorgen, dat bij een toenemend vrije wereldhandel een nog wat grotere percentage van ons na tionale produkt wordt geëxporteerd. Ons grote vraagstuk is wat er met de in flatie gebeurt. Dat is, zoals de heer Zijl stra het terecht uitdrukte, een maat schappelijk kwaad. Ik heb gelukkig de indruk, dat de overgrote meerderheid van de bestuurders van ons land met overtuiging die inflatie wil terugdringen. Als de regering erin slaagt het inflatie percentage tot 6V2 terug te brengen door verstandige maatregelen, dan zal bij zeer velen, ook aan werknemerszijde, het besef groeien dat we de kwaal de baas kunnen worden. Dat is eigenlijk het begin van de genezing van de kwaal zelf! Ik verwacht, dat we daar, mits we op de goede weg voortgaan, over vier jaar een heel eind mee gevorderd zijn. Onze coöperatieve banken houden on dertussen dezelfde taak tegenover het bedrijfsleven. Daarvoor moeten zij zich ook verder ontwikkelen, maar natuurlijk zal de gehoopte inschrompeling van de inflatie die ontwikkeling wel gematigder doen zijn'. In dit kader vraag ik even op de man af: Heeft nou zo'n grote bankorganisatie macht over anderen, vooral in tijden van recessie en werkloosheid? Karikaturen laten het ons vaak zien: die bankdirec teuren, die regeren maar alles. Had u het idee, dat u grote macht had? Verhage: 'geen sprake van! Een bank heeft een taak te vervullen, dat brengt mee, dat ze in een geval van al dan niet verdere financiering de gezondheid van een bedrijf beoordeelt, maar verder heeft geen enkele bank macht. En onze organisatie nog het minste, want het wordt allemaal uitgemaakt in duizend plaatselijke vergaderingen. Van heel ge wone mensen, schrijf dat er maar ach ter.' Onze structuur is onze kracht Daarmee zijn we meteen bij onze demo cratische structuur beland. Ik weet heus wel, dat dr. Verhage daar volledig ach terstaat, maar ik wil hem wel even prik kelen. Immers de democratische weg is vaak lang en is Verhage wel zo gedul dig? Hij snapt het meteen en laat een wat benepen maar doorzichtig 'nou, niet altijd' horen. Mevrouw Verhage is op dit punt kordater en zegt tot groot plezier van haar man: 'nee hoor, hij is helemaal niet geduldig'. Verhage geeft zich ge wonnen: 'van mij kun je geen heilige duider maken. Dat ben ik niet en ik wil het niet wezen ook.' En dan zegt die ongeduldige man op recht en serieus: 'ik geloof in deze struc tuur, ik vind die bijzonder waardevol. Ik ben nog altijd overtuigd, ja overtuigd, dat een zo groot mogelijke - daar komt het op aan - zelfstandigheid van de aan gesloten banken onze kracht is. Het hele overleg in kringvergaderingen en in de centrale kring is de laatste jaren sterk gegroeid naar het ideaal dat ons met de Commissie van 18 voor ogen stond. Al die vergaderingen zijn wel een enorme belasting voor onze topleiding. Die heeft het in dit opzicht veel zwaarder dan bij een handelsbank. Maar aan de andere kant is dat voor ons een bijzonder sterk punt, omdat we allemaal - althans zeker voor 90 of 95 procent - met overtuiging ons werk doen. Als we die overlegproce dures niet hadden, z«uden we onze hele structuur wel overboord kunnen gooien.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 12