ideele kant. Dat is juist zei Verhage agrarische bedrijfsleven: de bollenteelt, de tuinbouw- en de sierteeltprodukten. .Het past helemaal bij hem, dat hij voor zitter werd van de raad van toezicht bij dëbank in Hillegom en al in 1948 tot lid van de Raad van Toezicht van de vroe gere Utrechtse Centrale Bank werd ge kozen. Toen hij in 1963 voorzitter werd van het Bestuur van deze laatste, heeft hij zijn plaats in het bestuur van de toen- Snalige- ring Bloembollenstreek nog een tijd behouden* 'een nauw contact met de plaatselijke banken is voor mij een groot voordeel,' zo oordeelde hij toen reeds (Raiffeisenbode juli 1963). Uit zo n opmerking alleen reeds merk je dit Verflage de coöperatieve' sfèer kent en er zich in tnuis voelt. Hij is een echte cocyaërator, al is hij gewoonlijk meer uit gesproken over de zakelijke dan over de mij, 'ik praatmiakkelijker over zakelijke dingen, maar de ideologische onder grond van de coöperatie vind ik even zeer onmisbaar. Wie echter meent dat een coöperatie afleen ,op idealen ge grondvest kan zijn, is veel meer mis dan honderd jaar geleden, want dan kun je niet lang meer doorwerken.' Best op dreef 'In dit hoekje hier, ik in deze stoel en hij in die andere, hebben Mertens en ik zeg maar drie maanden over de fusie ge praat. Onze wederzijdse besturen waren er ook mee bezig, maar in drie maanden hebben we het hier uitgepraat, voor we ergens mee naar btiiten kwamen. Mer tens is een heel andere man dan ik; ik geloof ook niet, dat we elkaar ontzien hebben, maar we hadden beiden het zelfde belang op het oog en dan kun je in goede sfeer - en met een goede fles wijn erbij - wel meningsverschillen heb ben en toch zonder moeite de goede verstandhouding bewaren. We zagen het op dezelfde manier: we moeten er één organisatie van maken. Ik ben ook erg blij, dat Mertens nog tijd heeft om met mijn collega's - want die denken er net zo over - datgene af te maken, waar mijn tijd natuurlijk te kort voor is ge weest.' Ik zit bij de heer en mevrouw Verhage thuis in Wassenaar. Een ongedwongen, gezellige sfeer, waarin dr. Verhage het best op dreef is. Hij met een fles oude en ik met een fles jonge Bokma naast mij. Het is er de tijd van de dag voor en al moet ik mijn verhaal wel serieus, zakelijk houden, een woordelijk verslag zou her haaldelijk onderbroken worden door de tussenvoeging 'gelach'. Want dr. Verha ge schiet graag in de lach en hij kan er ook best tegen als hij er zelf eens tussen genomen wordt: 'ik ben niet gauw op mijn teentjes getrapt.' Toen we na af loop van het interview in een restaurant aan de biefstuk zaten, zei hij grinnekend: h) 'ik wacht af wat u schrijft, als er iets on aangenaams in staat probeer ik erin te veranderen'. Ik heb toen nog maar gauw even gezegd, dat hij soms ook lekker cy nisch en spottend uit de hoek kan ko men. Goed, dat was dan wel waar, 'dat is mijn manier van doen, daarmee wil ik de mensen dan op het juiste spoor zet ten. Ik vecht er altijd voor om de mensen te overjuigen, sta oppp voor argumen ten - ik kan bfeus wel luisteren - maar als ze geen verbetering inhielden, moes ten ze mijn idee aanvaarden.' En bij de volgende hap, waren we al weer heel er gens anders: ?ijn kleinkind: opa bekende dat hij er gek opkjtJ Tevreden en een beetje verbaasd 'Mertens zei op een gegeven ogenblik: ik ga er alleen mee door als jij voorzitter vap de hoofddirectie wordt. Dat heb ik na veel aarzeling gedaan. Mijn vrouw vond me er veel te oud voor en ze had nog gelijk ook. We waren hier al 17 jaar, je hebt hier je vrienden en kennissen, we wilden niet voor die paar jaar verhuizen. Dat hebben mijn vrouw en ik toen ook gezegd. Maar achteraf ben ik erg blij dat ik het gedaan heb. Als ik terugzie op de fusie en de jaren daarna ben ik tevreden en een beetje verbaasd. In de eerste tijd van voorbereiding waren er ook wel eens nare dingen. Eerlijk, ik heb een en kele keer wel gedacht, waar ben je aan begonnen? In 1972, na twee jaar, had den we het voor mekaar, maar als het langer geduurd had, weet ik niet of ik het volgehouden had.' En met een blik op zijn vrouw lacht Verhage: 'jij mag het ook zeggen, hoor.' 'Toen echter de besluiten er eenmaal waren, konden we voort. Als ik vergelijk met fusies van andere grote bedrijven, dan zijn we enorm gevorderd op de goe de weg. Daar ben ik blij om en tegelij kertijd een beetje verbaasd. Dat het ge lukt is komt, omdat de grote meerder heid van onze mensen altijd van zeer goede wille is geweest en de belangen van de hele organisatie heeft willen zien.' Ik vraag hem, wat hij nu het moeilijkste bij de fusie heeft gevonden. De heer Verhage aarzelt geen ogenblik: 'Dat was de materie van de Commissie van 18. U weet, dat ging over de nieuwe statuten van Centrale Bank en lokale banken. Dat lag niet meer in het formeel-juridi sche vlak, want de gesprekken daarover hadden een hele diepe ondergrond, die vooral ook in de Utrechtse Centrale Ringvergaderingen naar voren kwam. Allerlei kwesties daaromheen hebben het erg moeilijk gemaakt, b.v. die zeer overdreven verhalen over het schenden van de autonomie van de banken. Som mige van die kwesties spelen nog altijd een rol. Die zijn ook de oorzaak geweest dat er in de Utrechtse organisatie npg enkele tegenstemmers waren.' De eerste Rabobankman Ik voel, dat ik hier even een blik werp op de gevoelige positie, waarin Verhage zich bij het begin van de fusie bevond. Hij moest zijn eigen organisatie meekrij gen, zijn eigen achterban overtuigen en dan tegelijkertijd zeker toen de fusie er eenmaal was - afstand nemen van zijn vroegere functie. Hij moest zich in woord en daad onbevooroordeeld, zon der aanzien des persoons van het begin af aan de exponent tonen van de geheel nieuwe constellatie. En dat heeft hij ge daan! Consequent, sahs frase, met open vizier. Eerder dan wij allemaal, had Ver hage door, dat hij simpel door zijn voor beeld ons de nieuwe weg moest doen inslaan. Hij is de eerste echte Rabobank man geweest! Uit eigen ervaring herin ner ik mij hoe Verhage er in die tijd over dacht; ik durf te zeggen, dat we zonder Verhage een hele tijd hadden moeten wachten vóór we in elkaar de Rabo bankman hadden ontdekt. Verhage zelf doet er naar zijn aard heel gewoontjes over. Het moest ook. Hoe wil je anders een fusie voor elkaar bren gen tussen twee organisaties die eikaars grootste concurrenten waren. Daarom ben ik al heel snel na het fusiebesluit uitgeweken naar een klein kantoortje in Amsterdam. Ik voelde wel aan, dat ik niet in Utrecht of in Eindhoven moest zitten. Zo zijn we in Amsterdam en in Amstelveen terecht gekomen. Schele ogen, een zeker wantrouwen misschien echter in ieder geval niet in de top hebben we daarmee voorkomen. Maar ik was wel blij, dat we al gauw zo ver waren, dat we het ons konden veroorlo ven - zo mag ik het wel zeggen - ons beleidscentrum, het hoofddirectiekan toor, weer in Utrecht te vestigen. Toch is dat alles voor mij mentaal niet zo'n zware belasting geweest. Ik kan me gemakkelijk omstellen. Er zijn mensen geweest, die toen het fusievoornemen afgekondigd werd, het daar mentaal zeer moeilijk onder hadden. Dat kan ik gewoon niet begrijpen, want het zijn voor mij zakelijke en geen persoonlijke kwesties.' Maar, zeg ik, u had zelf natuurlijk niet de onzekerheid, waarin velen kortere of langere tijd verkeerd hebben. U had wel - en dat is ook niet altijd benijdenswaar dig - met anderen de taak om door be slissingen aan de onzekerheid een einde te maken. Soms moet je met de bijl een knoop doorhakken, hard wezen. Dat is toch ook wel voorgekomen. 'Natuurlijk, ik heb best begrepen dat twee mensen die in Utrecht en Eindho ven of bij twee banken dezelfde functie hadden, met een zekere huivertegen de fusie aankeken. Dan moet je beslissin gen nemen en daarbij waren voor mij en de anderen twee dingen van belang: je moet je beslissing verantwoord achten voor de hele coöperatieve onderneming

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 11