wat ons bezighoudt^ wob STIEFKIND VAN DE VAD- ONTWERPER? Wij hopen dat de leden van de Tweede Kamer, en vooral de bijzondere commis sie uit deze kamer welke de behandeling van het wetsontwerp VAD voorbereidt, zich grondig zullen verdiepen in de be zwaren welke tegen dit ontwerp van coöperatieve zijde zijn ingebracht. De bijzondere Kamercommissie kent deze bezwaren uit een brief van de Nationale Coöperatieve Raad en uit de toelichting die daarop door een delegatie van de NCR op de hoorzitting van 23 september jl. werd gegeven. Voor enige vrees dat de coöperatieve bedenkingen onvoldoende aandacht zul len krijgen bestaat zeker reden. Ook de hoorzitting liet bij ons de indruk achter dat de coöperatieve vereniging voor ve len een onbekend terrein is. Natuurlijk zal niemand willen bestrijden - zeker niet wanneer hij daarop geatten deerd wordt - dat de coöperatie haar structuur ontleent aan de wet en in deze op een gelijk niveau staat met de NV en de BV. Maar wat die structuur precies inhoudt en vooral welke gevolgen deze structuur kan hebben op allerlei terrei nen die door wettelijke regelingen be streken worden, dat zijn zaken die tot onze spijt in overheidskringen blijkbaar bijzonder weinig bekend zijn. Ze lijken te zijn vergeten, zo de verschillen al niet worden genegeerd. Het VAD-ontwerp is daarvan zoals de NCR aantoonde een goed, liever bedroe vend voorbeeld. De gehele opzet van de wet is toegesneden op NV's en BV's en de coöperaties worden als een restpost- je op een hoop gegooid met deze onder nemingsvorm. Niemand heeft zich blijk baar afgevraagd of dit kan en mag en of de coöperatie hiermee in haar legitieme verschijningsvorm geen geweld wordt aangedaan. Wie het VAD-ontwerp door denkt, zal moeten erkennen dat de wijze waarop coöperaties worden behandeld, zich niet verdraagt met het beginsel 'ge lijkheid voor de wet'. Geheel los van de merites van een ver- mogensaanwasdeling - of liever een winstdelingsregeling - op zichzelf is het eigenlijk treurig dat de NCR zelf haar coöperatieve bezwaren heeft moeten formuleren. De overheid had ze zelf moeten onderkennen, het ontwerp had de coöperatieve structuur van de aan vang af in zijn waarde moeten laten. Had de wetsvoorstelier dat gedaan, dan zou hij onmiddellijk op het wettelijk doel van de coöperatie gestuit zijn: winst is ge'en doel maar een middel. Dat is radi caal anders dan bij Naamloze en Beslo ten Vennootschappen I Eveneens zou in dat geval de ledenaan sprakelijkheid tot het eigen vermogen zijn gerekend en zou ook dit vermogens bestanddeel, evenals bij andere vormen van rechtspersoonlijkheid in aanmerking zijn gebracht voor een vergoeding zoals deze geldt voor de risicodragende aan deelhouders in NV en BV. Verder zou het de ontwerper van de wet ongetwijfeld zijn opgevallen dat twee of meer coöpe raties wel een economische eenheid kunhen vormen maar juridisch zelfstan dige eenhederv blijven. Zulke coöpera ties zouden dan voor de VAD ook de mogelijkheid dienen te verkrijgen om als één VAD-plichtige aangemerkt te wor den. Een doortrekken van deze juiste be nadering van de coöperatie zou dan te vens kunnen leiden; Tot een wijziging in de wet op de Vennootschapsbelasting waarin toegevoegd zou kunnen worden dat ook coöperaties op dit terrein zich als een fiscale eenheid kunnen aanmel den. Ook hier immers geldt een uitzon deringspositie voor de coöperatie aan wie deze mogelijkheid niet toekomt, ter wijl zulks.op basis van de wet aan NV's en BV's wel is toegestaan. Het feit dat de wet de fusie als rechtsfi guur voor de coöperaties niet kent, had mee dienen te brengen dat ten aanzien van de opeisbaarheid voor vermogens- aanwasbewijzen een uitzondering was gemaakt voor het geval coöperatieve verenigingen tot een fusie overgaan. Heel anders dan bij Naamloze en Beslo ten Vennootschappen, waar een fusie tot stand kan komen door overname van pakketten aandelen, bestaat voor twee coöperaties die een fusie wensen aan te gaan alleen de mogelijkheid dat tenmin ste een zich ontbindt. Volgens de algemene regels van het VAD ontwerp brengt een ontbindingsbe- sluit echter mee dat de vermogensaan- wasbewijzen die door deze instelling zijn uitgegeven, opeisbaar worden. Waar de ontbinding uitsluitend vereist is omdat de wetgever op dit punt heeft nagelaten aanvaardbare oplossingen te creëren en het vermogen alsmede het bedrijf van de ontbindende coöperatie door de overnemende instantie volledig wordt voortgezet bestaat er geen enkele aan leiding om onder deze omstandigheden de uitgeschreven vermogensaandeelbe- wijzen opeisbaar te maken. Het feit dat de coöperatie geen aande lenkapitaal kent, brengt mede dat zij voor de VAD vermogensaanwasbewij- zen zal moeten afgeven. De daarover te vergoeden rente wordt bepaald op een door de minister vast te stellen percentage. Het is te verwachten dat dit percentage hoger zal zijn dan het dividend dat de NV of BV op hun aandelen plegen uit te ke ren. Deze hogere vergoeding brengt voor de coöperatie een aanmerkelijk zwaardere last mee. De wijze waarop de coöperatie zonder acht te slaan op haar kenmerkende ka raktertrekken in het VAD ontwerp is ge perst, is beneden de maat. Het is een stiefmoederlijke behandeling waar we ons niet bij kunnen neerleggen. Wat het lot van de VAD wordt, is ook ons onbekend, maar als er hoe dan ook een VAD mocht komen dan zal die VAD er blijk van moeten geven dat zij de structuur van de coöperatie kent en daarmee ten volle rekening houdt! FINANCIAL ENGINEERING Het bedrijfsgebeuren wordt voortdurend complexer. Allerlei externe en interne ontwikkelingen hebben in steeds grote re mate en frequentie invloed op het to tale bedrijfsproces. Dit alles vergt van de ondernemer dat hij een grondig inzicht heeft in dat bedrijfsproces op elk ge wenst moment. Tevens dat hij kan over zien welke consequenties bepaalde be slissingen hebben op het toekomstig be drijfsgebeuren. De bank kan de onderne mer op dit punt van dienst zijn met fi- nancial engineering, ofwel financiële be drijfsmodellen, waardoor een regelma tige evaluatie van de financiële structuur van een ondernemer wordt bewerkstel ligd. Zodoende kan worden aangegeven op welke wijze deze financiële structuur verbeterd kan worden en optimaal aan gepast aan de totale actuele onderne mingsdoelstellingen en de zich voortdu-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 4