Hoewel niet direct zijn terrein, signaleert *r stedelijk en recreatief gebruik, terwijl voorts de bouw moet worden geregeld van steden, dorpen en boerderijen als mede de aanleg van bossen en beplan tingen, de vestiging van mensen, instel lingen en bedrijven, de verdere ontwik keling van het gebied plus alle beheers zaken van rijkseigendommen. Alleen al cursie leidt. Zijn officiële kwaliteit is die van landschapsoecoloog,, werkzaam bij de biologische dienst van de RIJP. De dieroecologie, de microbiologie en de waterresearch vormen de verdere be standdelen van de dienst. Er wordt om te beginnen een en ander verteld over de filosofie die zeker aanvankelijk sterk meespeelde bij het inbrengen van een element 'natuur' in het nieuwe gebied. Dr. Reitsma: 'Volgens onze uitgangs punten zijn dure dingen zeker niet taboe, evenmin als alles wat goedkoop is met gemak de eindstreep haalt. Maar je zit met veel 'Wageningers' om de tafel en zo'n omgeving scherpt wel je realiteits besef. Voortdurend wordt gevraagd waarom je iets wilt. Het is vaak een af wegen waarbij je met cijfers over pro- duktieverliezen keihard om de oren ge slagen wordt. In een exceptioneel geval leidt dat dan zelfs weieens tot uitspra ken als: de instandhouding van één kie- kendievenpaar kost de gemeenschap 15 000 gulden'. Flevoland geeft aan dat op nog heel wat andere terreinen de inzichten drastisch gewijzigd zijn. 'Lelystad geeft al een eer ste aanzet te zien. Maar met name Al- mere zal over een poos een heel andere aanblik bieden dan Emmeloord. Het ele ment natuur komt niet langer meer al leen tot uiting in parkjes en gazonnetjes, maar ook in de oeveraankleding van grachten om maar wat te noemen. Grachten zijn noodzakelijke dingen in Lelystad, maar de eerste die er kwamen waren louter en alleen berekend op de vereiste doorstromingscapaciteit. Nu is dat wel anders'. dr. Reitsma terloops nog een overduide lijk voorbeeld van 'bijsturen in de prak tijk'; het aantal woonkernen in Flevoland bleef bewust beperkt. Nieuwe ideeën ten aanzien van de leefbaarheid maak ten dat in Oostelijk Flevoland het gepro jecteerde dorp Larser niet verder kwam dan het stadium van de tekentafels. Het inspelen op aanwezige natuurele- de exploitatie van landbouwgronden door het grootlandbouwbedrijf omvat momenteel 20 000 hectare en biedt werk aan 700 mensen. Ten zeerste met de ontginning van een nieuwe polder zijn echter ook tal van biologische ontwikkelingen verweven. Ze monden stuk voor stuk uit in de vraag: hoe reageert de natuur op alle veranderingen of: wat doen flora en fau na? In tweede instantie rijst dan de vraag op welke wijze sommige van die ontwikkelingen gestimuleerd of afge remd kunnen worden om tot een har monisch en interessant geheel te ko men, zonder daarbij te streven naar bot te imitatie van bestaande natuurtypes op het oude land. Wat uiteindelijk voor ogen staat is een land waarin mens, dier en plant zich optimaal thuis voelen en tot ontwikkeling kunnen komen. Dr. Tjeerd Reitsma is een vakman die daarover niet uitgepraat raakt, als hij sa men met assistent Van Elburg een ex- Kijkje uit de schuilhut bij de Oostvaar- derspiassen. Rechts: spontane begroei ing langs de Oostvaardersdijk. Hij staat aansluitend dan stil bij enige gewijzigde opvattingen die ook in zijn specialisme hun uitwerking niet misten. Voorbij is onder meer het streven de na tuur hier af te stemmen op het landelijk gemiddelde, met het accent op terreinen die landbouwkundig niet zo interessant waren. Steeds meer gebieden met een uitstekende bodemkwaliteit krijgen een natuurfunctie. Daarnaast wordt meteen bij de inrichting van een polder al inge speeld op de specifieke mogelijkheden die het gebied heeft en concentreert men zich op verdere uitbuitingsmoge lijkheden van dat karakter. Ook is het gedaan met de strenge scheiding van landbouw- en natuurelementen. In het verleden stond er weliswaar nog net geen hekje om de natuurgebieden, maar meer dan ooit is er nu toch sprake van integratie. De landschapsoecoloog uit menten is een leuze die de mannen van de biologische dienst bij de RIJP hoog in hun vaandel hebben geschreven. In combinatie met een beheer dat duidelijk is afgestemd op het behoud van derge lijke elementen zijn er inmiddels al enke le markante resultaten geboekt. Als vanzelfsprekend komt het ongerepte natuurgebied van de Oostvaardersplas- sen hier ter sprake, grenzend aan Lelystad-haven en de hele noordoost hoek van Zuidelijk Flevoland omvattend. Het moeras- en plassengebied, 3500 hectare omvattend, heeft zijn ontstaan louter aan het toeval te danken. Het lag iets lager dan het omringende land, met als gevolg dat het wat langer duurde vooraleer de strook droog viel. Het duur de lang genoeg om de eerste vegetatie gelegenheid te geven er wortel te schie ten, terwijl ook de vogels het terrein dankbaar in bezit namen. Eenmaal op gang gekomen, besloot men bij de RIJP die ontwikkeling zorgvuldig te begelei den en te stimuleren, ofschoon op de oorspronkelijke kaart ter plaatse levens-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 25