EkÜPi jÊÊmÈM r'v? hangt met veranderingen die zich in het investeringsgedrag van de ondernemers hebben voorgedaan. Twee factoren spelen daarbij een rol. De eerste is, dat ondernemers, zeker in moeilijke tijden, kostenbewust optreden. Waar de produktie kan geschieden door een combinatie van de inzet van arbeid door mensen en arbeid door machines, zal de uiteindelijke kostenverhouding tussen de beide produktiefactoren de doorslag geven. De loonkosten zijn ge durende de achter ons liggende jaren sterk gestegen. Voornamelijk kunnen we dit toeschrijven aan de forse toename van de door de werkgever te betalen so- De hier geschetste tendenties vinden we duidelijk terug in de tabel die aan de Miljoenennota 1977 (p. 34) is ontleend. Lapmiddelen zolang er geen ver trouwen is Het lijkt gerechtvaardigd om uit het bo venstaande de gevolgtrekking te maken dat de ontwikkelingen, met name gedu rende de afgelopen vijf jaar, zodanig uit de hand zijn gelopen dat zelfs de voor gestelde plannen om de uitbreiding van de collectieve sector te controleren en om de investeringen van bedrijven te stimuleren, de werkgelegenheidssituatie niet wezenlijk kunnen verbeteren. Bovendien moeten we bedenken, dat de JrSftt ..""^irsïrïi 0 sfrJlii -f3 Ti&mM$2 ■-*. t 1-Jr-I ciale verzekeringspremies, in samen hang met de instelling en optrekking van minimumlonen, waardoor uitstralings effecten naar hogere inkomens zijn op getreden. Uiteraard zijn de kosten van machines ook gestegen, maar minder snel. Het gevolg van deze ontwikkeling" was, dat oudere machines waarbij door gaans veel arbeidsinspanning nodig was, vervroegd worden vervangen door efficiëntere typen, waardoor op loonkos ten kon worden bespaard. Maar deze loonkostenstijging had nog een consequentie. We komen daarmee op de tweede factor die een rol speelt bij het investeringsgedrag. Aangezien nu eenmaal niet alle machines plotseling kunnen worden vervangen omdat ook nieuwe machines veel geld kosten, bracht dit een aanslag teweeg op de rendementen van de bedrijven. Daling van de rendementen betekende minder gunstige verwachtingen voor de onder nemer omtrent zijn winst, zodat langs deze weg de investeringen werden ont- I 53 moedigd. Werkverschaffing van veertig jaar gele den: de mens zonder machine. Met schop en kruiwagen wordt hier de roei- baan in het Amsterdamse Bos aange legd. werkloosheid alleen maar tot het hui dige ongekend hoge niveau kan worden 'beperkt' als onder andere wordt vol daan aan de zeer gewaagde veronder stellingen, dat de bedrijfsinvesteringen in 1977 met 8 zullen stijgen. We willen daarom eindigen met de vraag of het instrument van de investe ringsrekening deze krachtige impuls zal kunnen geven. De investeringsrekening komt in de plaats van de bestaande re gelingen voor investeringsaftrek en ver vroegde afschrijving, die beide fiscale voordelen betekenen voor de onderne ming. Bovendien bestaat het plan om de investeringsrekening per 1 april 1977 reeds in te voeren, terwijl de criteria, volgens welke de investeringen zullen worden gestimuleerd, nog niet of slechts globaal bekend zijn. Men kan er daarom aan twijfelen of het nieuwe in strument voldoende is doordacht, afge wogen en uitgekristalliseerd. We zien dan nog af van de duidelijke bureaucra tische elementen in de nieuwe regeling. Daar komt bij dat het principe, namelijk subsidiëring om investeringen uit te lok ken, ook reeds in de bestaande regelin gen wordt gehanteerd. Desondanks blijkt de stimulans tot nu toe blijkbaar onvoldoende krachtig te zijn geweest. Een verklaring is niet moeilijk te vinden. Zolang het vertrouwen in de toekomst blijft ontbreken helpt geen subsidie in welke vorm dan ook. Het lijkt ons nuttig om zeker in deze kritieke fase van de economische ontwikkeling geen nieuwe experimenten te wagen. De werkloze zou dan wel eens het kind van de (inves- terings-lrekening kunnen worden. Tabel Jaarlijkse procentuele verandering in tijdvakken 1960/ 1965/ 1970/ 1965 1970 1975 1 Reële groei nationaal inkomen 2 Drukverzwaring collectieve lasten in nationaal inkomen 3 Reëel vrij beschikbaar inkomen particuliere sector 4 Reëel vrij beschikbaar inkomen modale werknemer 5 Winëtquote (gecorrigeerd) aan het eind van de resp. periodes (met inbegrip van huren, renten etc.) 5,8 5,6 2,7 0,8 1,3 1,9 4,5 3,3 -1,1 5,1 4,8 3,4 22,7 16,8 3,5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 15