het laatste loodje
ondernemingen en via de markteconomie, stelt de mi
nister het volgende: 'Dit noodzaakt tot een beleid, dat
de rentabiliteit en de concurrentiepositie van de land
bouwbedrijven waarborgt en daardoor ook de inko
menspositie van de boeren'. Het zou realistischer zijn
geweest wanneer de minister een ander woord dan
'waarborgt' gevonden zou hebben.
Prioriteiten
Genoeg over de woorden en nu meer over de daden,
waar sinds Thorbecke volgens vele bewindslieden op
gelet moet worden.
Het ongelukkige is, dat voor meer.daden meer geld no
dig is en dat het daar de overheid op het ogenblik aan
ontbreekt. Dit drukt ook een stempel op de landbouw
begroting. Minister Van der Stee spreekt over het stel
len van prioriteiten: dit betekent niet zoals vroeger het
geval was dat er meer voor bepaalde zaken gedaan.zal
worden: prioriteit betekent nu dat de eenmaal begon
nen activiteiten niet zullen worden verminderd.
Tot deze prioriteiten behoort het ontwikkelingsbeleid,
d.w.z. de activiteiten via het Ontwikkelings- en Sane
ringsfonds voor de ontwikkeling van de bedrijven. Hier
is 10 miljoen meer voor uitgetrokken. Een groot deel
van de uitgaven van het fonds wordt bepaald door be
slissingen welke in het verleden zijn genomen. Men
denke slechts aan de saneringsregelingen welke elk
jaar een bedrag naar 'gepensioneerde' boeren en tuin
ders doen vloeien. Verder zijn er de rentesubsidies voor
ontwikkelingsbedrijven welke in het kader van de EG-
structuurbepalingen ook leiden tot een vaste uitgaven
post voor de komende jaren. Door deze vaste lasten is
er weinig ruimte voor extra maatregelen. Recente voor
beelden van zo'n maatregel zijn de subsidie voor de
verplaatsing van bedrijven uit de bebouwde kom
(waarbij de pluimveehouderij door Brussel is geschrapt)
en de subsidie voor de aanschaf van melktanks op rela
tief kleine bedrijven (welke Brussel slechts voor één
jaar heeft toegestaan). De 10 miljoen zal echter waar
schijnlijk geen ruimte geven om het komend jaar meer
te doen.
Geld voor grond
Een volgende prioriteit noemt de minister het grondbe
leid. Er is meer geld uitgetrokken voor de Stichting Be
heer Landbouwgronden waardoor ook het werk van de
Grondbank mogelijk moet worden gemaakt. Het is dui
delijk dat de stijging van de grondprijzen een groot deel
van dit geld zal opslokken en dat geen feitelijke verbre
ding van het grondbeleid mogelijk zal zijn.
Wat het grondbeleid betreft trekt een passage over de
pacht de aandacht. Minister Van der Stee deelt name
lijk mee dat de 'aangekondigde pachtnota' niet komt,
omdat het Kabinet daartoe heeft besloten.
Deze mededeling zou veel stof kunnen leveren voor
vragen van lastige Kamerleden. Duidelijk is immers dat
niet de Minister van Landbouw besloten heeft om de
door hem aangekondigde nota achterwege te laten
maar dat zijn collega's hem daar op een of andere wijze
toe gebracht hebben. In de memorie van toelichting
wordt niet aangegeven waarom de bewindsman voor
de argumenten van de anderen is gezwicht.
Minister Van der Stee laat het overigens niet bij het af
gelasten van de pachtnota. Hij deelt mede dat van hem
concrete voorstellen voor het grond- en pachtbeleid te
verwachten zijn, 'mede in het licht' van de reeds inge
diende wetsontwerpen voor onteigening en het voor
keursrecht van gemeenten. De lezer blijft in het onzeke
re over de inhoud van deze concrete voorstellen. Iets
verder wordt wel vermeld dat de minister overweegt
om voor grond, waarvoor door een z.g. beheersover
eenkomst terwille van natuur- of milieubescherming
een beperking van het gebruik is vastgelegd, een voor
keursrecht voor de overheid in te voeren; wordt derge
lijke grond verkocht dan zou de overheid de eerste ge
gadigde zijn. Het is nog maar een gedachte, die bij uit
voering overigens nogal wat geld zou kunnen kosten
en, zoals bekend, dat is er niet.
Onderhandelingspositie
Meer dan in vorige jaren het geval is geweest, maakt
het grootste deel van de memorie van toelichting meer
de indruk van een jaarverslag dan van een beleidsstuk.
Dat geldt vooral voor het deel dat over internationale
zaken handelt. Een belangrijk onderwerp als het voor
stel van de Europese Commissie om de financiering van
het zuivelbeleid te vergemakkelijken door het leggen
van een heffing bij de producenten, wordt van een
commentaar voorzien dat weinig uitsluitsel geeft. Dit is
in zoverre begrijpelijk, dat de minister zich niet graag
zal vast leggen op zaken waarover hij in Brussel nog
moet onderhandelen.
Wat het Europese landbouwbeleid betreft, doet de mi
nister wel een uitspraak over een onderwerp dat welis
waar verder weg ligt dan de melkheffing maar dat toch
niet onbelangrijk is. Hij wil namelijk het beleid voor de
bedrijfsontwikkeling dat nationaal verlegd is naar de
groep van z.g. middenbedrijven ook doortrekken naar
de Europese Gemeenschap. Bij rentesubsidies voor de
modernisering van bedrijven zal volgens de minister in
de EG meer aandacht moeten worden besteed aan een
geleidelijke ontwikkeling. Met andere woorden, de be
drijven welke van deze rentesubsidies gebruik kunnen
maken moeten niet gedwongen worden tot een al te
grote sprong voorwaarts, zoals nu het geval is. Een an-