bank en openbare mening bord, waarop de Rabobank pu- eert nieuwe stijl nodig, niet defensief coöperatieve bank zou het wellicht wat Die foto op bladzij 21 met dat bliekelijk dank wordt gebracht gaf me even te denken. Daar in Brummen zit het blijkbaar wel goed tussen cliënt en bank. Al onze banken zullen trou wens soortgelijke ervaringen kunnen vertellen, al hoeft daar dan geen bord aan te pas te komen. Wij willen immers méér dan een puur zakelijke relatie met de cliënt. De bankier, die deftig en onge naakbaar achter zijn coulissen met debet- en creditstanden manipuleert en zo de wereld naar zijn hand zet, is nooit ons voorbeeld geweest! Dat type is gelukkig uitgestorven al leen zijn karikatuur leeft nog hardnekkig voort in romans en films. En de banken hebben er last van! Als je leest, wat er in september op een congres in Oostenrijk over 'banken en de publieke opinie' ge zegd is, voel je dat vooral een grote bank met een soort frustrerend odium te kampen heeftZo'n grote bank is im mers 'rijk en machtig'en daarom per de finitie in de ogen van zeer velen impopu lair. Het droeve is dat hierbij vrijwel al tijd zwart-wit gedacht wordt en men haast nooit de moeite neemt eens na te gaan waar die 'rijkdom' voor nodig is, ja zelfs of die 'rijkdom' eigenlijk wel be staat. Ontegenzeggelijk heeft een bank in vloed, maar wie er doorheen prikt, ziet dat banken echt geen geheimzinnige machtcentra zijn die door hun tentakels mens en ding beheersen. In feite is de invloed van de banken veel geringer, dan die van talloze andere groeperingen in de samenleving. Een bank is zeer kwetsbaar en zolang de openbare me ning gevoed blijft door een dagelijkse dosis autoritaire onwetendheid termi nologie van weekblad TIME) kan ze zich nauwelijks verdedigen, want het publiek weet ontzettend weinig van de zeer in gewikkelde veelzijdigheid van het bank wezen. Dat was helemaal foutwe hebben maar offensiefwant ook een grote bank kan slechts bestaan in overeen stemming met de publieke opinie!' Dat laatste is waar, maar er moet m.i. nog iets bij. Een grote bank hoeft zich evenmin als ieder ander) niet altijd te conformeren aan de publieke opinie. Het is haar plicht om zonodig dwars tegen die opinie in te gaan, wanneer dat in het algemeen belang is. Daartoe hoort te genwoordig alles wat met financiën en economie samenhangt; welnu, op dat terrein zijn de banken insiders: ze heb ben vaak iets te zeggen wat hout snijdt! Om in zo'n geval echt gehoor te vinden, is meer nodig. Zolang alle uitlatingen van bankzijde over - ik grijp maar een paar voorbeelden - een miljoenennota, de VAD, de Postbank of de druk van de sociale voorzieningen, van velen auto matisch het stempel 'eigen belang' op gedrukt krijgen, blijven ze steriel. Eerst als ontdekt wordt, dat de banken het al gemeen welzijn minstens zo zeer ter harte gaat als ieder ander, kunnen die uitlatingen vrucht dragen, desnoods door dat ze als contra-argumentatie se rieus genomen worden. Op het congres werd toegegeven, dat de banken hier ook zelf schuld aan hebben. 'We hebben ons veel te lang in het marmer en de edele hout soorten van onze kantoren opgesloten. Voor die ontdekking moeten de banken zichzelf meer inspannen. Ook in ons land wordt te weinig beseft, dat wat waar is, nog niet in ie ders oren als waar klinkt. Banken mogen best voor hun eigen belang opkomen (zeg het dan ook!), maar in talloze geval len gaat het om zaken van veel wijder strekking. Daar ligt vooral de taak van het bankwezen en dóór moet het veel meer laten blijken, dat het geen deelbe lang maar het algemeen belang wil die nen. Zelfs onze coöperatieve organisatie, toch zeker niet erfelijk belast met de op gedrukte machts- en grootheidsschrik beelden, ervaart nu ze zo groot gewor den is, de schaduwzijden daarvan. Het is daarom tekenend dat onze organisatie, zoals we al eerder in ons blad hebben geschreven, zich duidelijk bewust is van haar nationale verantwoordelijkheid: in tweeërlei opzicht, nl. als een van de grootste beheerders van geld en vermo gen in Nederland én als een van de gro te werkgevers. Vanuit die verantwoordelijkheid geven wij onze mening. Daarop mag men ons aanspreken! De ruimte voor kritiek, voor meningsverschil blijve onverkort, maar de standpunten moeten serieus geno men worden. Wat is het moeilijk kreten te bestrijden. Onlangs beweerde weer iemand in De Waarheid dat men maar 250 miljoen van de Rabobank aan de getroffen boeren ten goede moest laten komen. Onbegonnen werk om daar te gen in te gaan. De banken op dat con gres hadden op dit punt ook al hun erva ringen. Iemand zei: 'Geld verdienen moge tegenwoordig onpopulair zijn, geld verliezen is het eveneens'. Een anders uitdrukken, maar er zit een waar heid in: om verfies te voorkomen, om voort te bestaan, moet er winst zijn! X"1 Om niet te somber te eindigen, haal ik - met zijn toestemming - een paar dingen aan uit de spran kelende toespraak van prof. dr. R. H. A. van Duin, de directeur van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, ter gelegenheid van het slaan van de eerste paal voor de Rabobank Almere. Belangrijker dan die paal, was voor hem j dat de eerste bank een coöperatieve bank is: vóór de leden en van de leden. Dat is het onderscheid met andere ban ken, ook met een staatsbank. De macht van de staat is in vele ogen al groot ge- noeg, ook zonder dat zij behalve de in komens en de bestedingen ook nog de geldstromen gaat beheersen. Ook al i gaat dat onder de vlag van de democra tie, een staatsbank is in feite toch maar een centralistische opzet: steeds meer zaken komen in steeds minder handen. Daarom waardeerde de heer Van Duin de Rabobankorganisatie, die dan wel met haar structuur mag worstelen, maar waarbij toch maar de macht gespreid is over plaatselijke banken en hun leden. Zo'n judicium van een 'buitenstaander' dat je goed doet. Het legt ons een more le verplichting op. Het toont echter te vens, dat zeker wij op recht van spreken in de ogen van de publieke opinie aan spraak kunnen maken! JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 9