vanaf de tribune fl 29 Mijn eerste aanvechting, toen ik het aanbevelingen van de structuurcommis- Getuige de datum heeft de heer Van Dijk het onderstaande echt 'heet van de naald' geschreven. En ai heeft hij heel wat functies secretaris Raad van Toe zicht Rabobank Deventer, kringvoorzit ter en lid van de Centrale Kring - zijn mening is in dit geval uitdrukkelijk een persoonlijke. Rapport 1976 van de Structuur commissie, eerste reactie. Geachte Redactie, Evenals vele lezers van ons onvolprezen maandblad, ontving ook ik een dezer da gen boven aangeduid rapport. Geen tijd dus nog gehad om het geheel aandach tig te bestuderen. Dat komt nog. Doch mijn eerste reactie wil ik best eens ken baar maken. Is dus zuiver persoonlijk. Het rapport plus de proeve van een be leidsplan kwam ca. 9 maanden na de hernieuwde opdracht daartoe. Negen maanden! Je behoeft er niet eens een oude Starings-landbouwalmanak voor te raadplegen om meteen te constate ren: dat zal dan wel een volgedragen vrucht zijn. Natuurlijk was ik benieuwd naar de le venskansen van de pas-geborene. Zou het een blijvertje zijn? Zit alles erop en eraan? Is het een harmonisch geheel? Komt het mettertijd in het stamboek? Wat zou de indruk van de jury zijn? Allemaal vragen die mij dwongen om dit rapport, althans in grote lijn, even door te nemen. Een belangrijke inbreng voor het tot stand komen van dit rapport is, zo meen ik te hebben gemerkt, de als opbouwend bedoelde kritiek welke op bepaalde de len van het vorige werd uitgebracht. De commissie heeft deze goed ontvan gen, overdacht en, voor een niet onbe langrijk deel, in het nieuwe rapport ver werkt. Daarvoor alle lof en hulde. De commis sie bewees daarmee haar taak te zien als een 'dienstverlenende' en niet als een 'dirigistische' Nu kun je gemakkelijk zeggen dat zulks ook in de aard van de hernieuwde op dracht lag, namelijk een dienstverlenen de taak, doch je moet wel van een zeker niveau zijn om als mens (aan wie niets menselijks vreemd is) dit te kunnen en willen opbrengen. Wij mogen er naar mijn mening blij mee zijn dat de com missie, behoudens een kleine wijziging en een aanvulling, dezelfde bleef. Het is ook uiterst nuttig geweest. Immers het eerste rapport bevatte teveel goede za ken om dit in zijn geheel maar te laten liggen. nieuwe rapport 1976 ontving was om dit met het eerste te vergelijken. En met de daarop uitgebrachte commentaren. Toch heb ik dit bij nader inzien niet ge daan. (Dat kan later nog wel). Waarom niet? Wel waarom zou ik? Je dient dit rapport 1976 m.i. allereerst onbevangen en objectief te benaderen. Je kunt, ja, naar mijn bescheiden me ning, moet je dit rapport in de ene hand nemen, en tegelijk in de andere hand, de spiegel. Het beeld dat zich dan vertoont moet duidelijk maken of je gezicht, d.i. het ge zicht van je bank, de wereld van van daag én van morgen 'aanspreekt'! Dit geldt niet minder voor het 'gezicht' van alle banken samen verbonden in en mét onze Centrale Bank. Dat ons gezicht voorheen toch zo aardig was, en het zo goed deed is uiteindelijk niet meer dan een historisch feit. We leven n.l. van daag en hopelijk ook na vandaag Onze erflaters, de oprichters en pioniers gaven een opdracht mee. Voor de con sequenties daarvan moeten, ja mogen we niet terugdeinzen. Je kunt niet anders zeggen dan dat de commissie duidelijk tracht aan te geven, wat naar haar overtuiging de meest geëigende weg is om, met behoud van het geheel eigen karakter van een co- operatieve organisatie, de noodzakelijke aanpassingen tot stand te brengen in de werkwijze van zowel de leden-banken individueel, als van de werkwijze van de gezamenlijke leden-banken in en met de Centrale Bank. Ik meen, dat de commissie hierin goed geslaagd is en mij lijkt, althans op het eerste gezicht, de ons door de commis sie in grote lijnen gewezen weg veels zins aanvaardbaar. Maar, we zullen het nu moeten toetsen! Dat betekent zorgzuldig nagaan welke eisen de snelle veranderingen in ons ei gen wereldje stellen en wat de grote wereld om ons heen voor eisen stelt aan het 'allen deel uitmaken van één groot geheel'. We willen immers als coöpera tieve organisatie blijven leven! Aan ons dus de taak om te beoordelen of we de sie kunnen/moeten overnemen. Of dat b.v. in sommige gevallen een 'over- gangs'-periode dient te worden in acht genomen om te voorkomen dat de stap(pen) vanuit het oude naar het nieu we te bruusk voor sommige banken zijn. Aan ons eveneens de taak om te bekij ken of er nog leemten zijn overgebleven in de aanbevelingen. (Het niet terstond herkiesbaar zijn van leden van beheers organen na een bepaalde zittingsduur, bijvoorbeeld.) Is er aan de kringbesturen voldoende taak toebedeeld? Het is mij overigens niet ontgaan dat dit punt niet geheel aan de aandacht van de commissie ontsnap te. Als algemene opmerking wil ik nog wel kwijt dat je in Statuten en Reglementen nooit alles kunt vangen. Dit behoeft, al thans in onze organisatie, ook niet. Het behoud van een zekere marge tussen hoe het eigenlijk behoort enerzijds en de omschreven statutaire bepalingen an derzijds, moet in een 'familieverband' mogelijk zijn. Het kan zelfs vruchtbaar werken. Van ons, als afgevaardigden van de aan gesloten banken wordt nu verwacht dat wij op de kringvergaderingen en op de Centrale Kring komen met duidelijk ge stelde vragen, en óók met onze eventue le twijfels, en met kritiek. Ik hoop op le vendige, zakelijke discussies. Het rapport leent er zich toe. Het is een doorwrocht stuk werk en goed geschre ven, en inhoudsvol genoeg om het posi tief te benaderen. Wij moeten zorgen, dat het overleg op hetzelfde niveau staat en vruchtbaar is. Benaderd vanuit de invalshoek van 'het gezamenlijk' te willen doen. In het be lang van onze organisatie! Nogmaals: dit was dus 'héét van de naald' zonder de bedoeling op de vele in het rapport aangesneden zaken in te willen gaan. (Wie ben ik?). Hoogachtend, H. C. van Dijk Deventer, 8 september 1976

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 31