de palmen
groeien door!
Weggetjes werden aangelegd, en - met
Vorig jaar - in ons maartnummer - doken de oliepalmen voor het eerst in
ons blad op. Ergens in een verlaten uithoek van het zuidwesten van Kame
roen, waar de Balundu's wonen, ging de bevolking, gestimuleerd door een
Nederlandse pater en een Nederlandse landbouwingenieur het tropenbos te
lijf om er palmenplantages in aan te leggen en mogelijk zelf palmolie te win
nen.
Van een van de twee peetvaders van dit gebeuren, ir. G. Blaak, hebben we
onlangs gehoord hoe het daar met de twee bevolkingscoöperaties in Mbon-
go en lluani verder gegaan is. Ir. Blaak, die inmiddels is verbonden aan het
Koninklijk Instituut voor de Tropen, is rond de jaarswisseling drie maanden
'uitgeleend' om het Balundu-oliepalmenproject verder op poten te zetten.
Hij keerde als het ware tot zijn eerste
liefde terug en is er weer hard aan de
slag geweest, net als vroeger zij aan zij
met pater N. Groot.
Voor wie op de voorhand wil weten hoe
het na eind 1974 gegaan is, geven wij
het volgende uit een rapport van de heer
Blaak door. 'Zeker is dat het project
nooit zal verdwijnen. De plantage ligt er,
de fabriek draait en er is nu een goed
begaanbare wegverbinding met het kre-
kengebied, de weg lluani-Mbongo is
vóór de natte tijd 1976 klaar!'
Hoe het begon...
Laten we even iets uit ons vorige artikel
releveren, want het geheel vormt een
boeiende ontwikkelingsgeschiedenis.
Een kleine tien jaar geleden werden de
Balundu's door hongersnood bedreigd.
Door planteziekten en andere plagen
waren hun bestaansbronnen weggeval-
len. In een oerwoudstreek, zonder we
gen, zonder bruggen over de periodiek
door enorme regens gezwollen rivieren
en kreken, leek hulp van buiten onmoge
lijk. Nog minder haalbaar leek het dat
men van binnenuit op eigen kracht er
bovenop zou komen.
Toch is die laatste weg met succes inge
slagen, dank zij de onbaatzuchtige per-
soonlijke inzet van pater Groot en ir.
Blaak (destijds als research-manager
verbonden aan een oliepalmplantage
van Unilever).
Zij hebben de bevolking van Mbongo,
lluani en enkele andere hele kleine
plaatsjes met raad en daad geholpen.
de hand 1-125 hectare in het Afrikaanse
tropenbos gekapt, waar jonge palmen
werden gepoot. Het werd een verhaal
met veel tegenslagen, regen en knaag
dieren vernielden de aanplant, ieder
transport gaf grote moeilijkheden, het
organiseren van het werk vergde veel
tact en geduld, maar er is -ook door de
bevolking - volgehouden. Daar duidt de
naam van de coöperatie op: Nakeke Fe,
wat vrij vertaald betekent 'Laten we het
nog eens proberen'.
j In 1974 was het zover, dat er niet alleen
twee coöperaties waren, die een eigen
oliepalmplantage hadden, maar dat er
ook in een eigen rudimentair bedrijfje
palmolie geproduceerd werd. Dat was
de eerste aanzet om de palmvruchten
ter plaatse te verwerken.
De eerste sinds de schepping...
Ir. Blaak vertelde ons - en liet dat ook
met foto's en kleurenfilms zien - wat er
tijdens zijn laatste bezoek is gebeurd.
We doen maar een greep, waarbij we
J ons bewust zijn dat dat geen recht doet
aan omstandigheden, waaronder ge
werkt werd. Tropische toestanden zijn
de meesten van ons immers onbekend.
Er is een haventje aan diep water ge
maakt, vijf grote en twee kleinere brug-
j gen werden geslagen, zestien kilome-