subsidieregeling zoals die werd voorge
staan was bovendien op grond van de
EEG-bepalingen niet mogelijk.
Uitstel aflossingsplicht en gedeelte
lijke rentebijschrijving
De uiteindelijk uit de bus gekomen
maatregelen beperken zich tot het laat
ste onderdeel van de voorstellen: aan
passing en verruiming van financierings
mogelijkheden. We kunnen die maatre
gelen in twee delen onderscheiden, nl.
enerzijds die betreffende het geval van
eigendom en de daaraan gekoppelde fi
nanciering met vreemd vermogen en
anderzijds de gevallen waarin de Grond
bank wordt ingeschakeld.
Over de laatste willen we kort zijn. De
mogelijkheden om op de Grondbank een
beroep te doen d.w.z. het eigendom
aan de Grondbank af te staan - zijn uit
gebreid en de voorwaarden aangepast.
Deze verruimingen gelden overigens
ook voor anderen dan jonge agrariërs.
Bij de aanpassing van de mogelijkheden
om het eigendom met vreemd vermo
gen te financieren, was de Rabobankor-
ganisatie nauw betrokken. Dit ligt ook
voor de hand gezien haar zeer grote
aandeel in de agrarische financieringen.
Het resultaat van het overleg over de
mogelijkheid om de jonge agrariërs op
het gebied van de financiering tegemoet
te treden, is dat voor hen een aparte
vorm van langlopende leningen is ont
wikkeld. Gedurende de eerste vijf jaar
van zo'n lening kan een gedeelte van de
daarop verschuldigde rente worden 'bij
geschreven' bij de hoofdsom. Dat ge
deelte van de rente wordt dus niet
Onmiddellijk betaald, maar wordt omge
zet in een lening. Ook behoeft de eerste
vijf jaar op de langlopende lening niet te
Z. O worden afgelost.
Deze langlopende lening biedt een com
binatie van uitgestelde aflossingsplicht
en van gedeeltelijke rentebijschrijving.
Dit kan een aanzienlijke verlichting in de
lasten tot gevolg hebben, omdat vooral
gedurende de beginperiode - de eerste
jaren na de bedrijfsovername - de lasten
verhoudingsgewijs het zwaarst op de
jonge agrariër drukken. Verschuiving
van lasten naar de toekomst zal vaak
een zeer welkome adempauze kunnen
betekenen. Deze financieringsvorm is
mede mogelijk geworden omdat het
Borgstellingsfonds bereid is een garan
tie af te geven voor de rentebijschrijving.
Ook voor niet-grond-gebonden bedrij
ven is deze financieringsvorm te gebrui
ken, maar in dat geval bestaat de verrui
ming alleen in een uitstel van de aflos
singsverplichtingen na de bedrijfsover
name.
Met verstand toepassen
Met enige nadruk moet er op gewezen
worden, dat genoemde wijze van finan
ciering niet zonder meer voor alle geval
len kan worden toegepast. Zoals bij elke
financiering moet bezien worden wat in
een concrete situatie de beste oplossing
is. Blijkt de vermogenspositie bijzonder
ongunstig te zijn of valt te voorzien, dat
op korte termijn een lastenverzwarende
aanpassing van het bedrijf noodzakelijk
is, dan is rentebijschrijving ongewenst.
Het is immers niet reëel jonge onderne
mers met veel 'kunst en vliegwerk' een
bedrijf te laten overnemen, wanneer
men op zijn vingers kan narekenen, dat
na verloop van tijd de problemen boven
het hoofd zullen groeien. Het verschui
ven van lasten naar latere jaren moet
verantwoord zijn; de lasten zullen ten
slotte een keer opgebracht moeten wor
den.
En toch...
Mag men nu de concrete maatregelen,
die uit de voorstellen van de commissie
voortgekomen zijn, teleurstellend noe
men? Zo een indruk is ten dele juist. De
commissie heeft ten slotte een aantal
interessante voorstellen gedaan, maar
die zijn voor een' belangrijke deel niet
uitgevoerd.
De jonge agrariër zal er echter begrip
voor moeten hebben, dat het zoals wij
hierboven reeds schreven - ondoenlijk is
exclusief voor hen, als aparte categorie,
bepaalde maatregelen te nemen. Ande
re groepen zouden daarop met evenveel
recht aanspraak kunnen maken.
Hierbij komt ook nog, dat de cijfers van
het LEI nauwelijks aanleiding geven om
bij de jonge agrariërs bijzondere zwarig
heden te veronderstellen. Uit deze
LEI-gegevens blijkt telkens weer, dat het
merendeel van de jonge agrariërs het
niet moeilijker heeft dan de oudere agra
riërs. De bevindingen van onze eigen or
ganisatie stemmen daarmee overeen.
Wij weten, dat dit niet alles zegt. We
moeten ook bedenken, dat een deel der
jonge agrariërs niet aan bedrijfsoverna
me toekomt, omdat ze reeds bij de be
oordeeling van de mogelijkheden daar
van afziet. Deze groep blijft zodoende
buiten het gezichtsveld. Maar dit laat
onverkort, dat het onjuist zou zijn, indien
als gevolg van subsidies of fiscale maat
regelen bedrijven zouden worden over
genomen, die geen toekomsperspectief
hebben. Met zo een overname is noch
het belang van de betrokken agrariër,
noch de agrarische sector zelf gediend I