Onbekrompen plattelander Toen ik in 1939 bij het bestuur van de Utrechtse Centrale Bank als jong jurist solliciteerde, vroeg de ouwe Van Dorth tot Medler - die in 1974 toen hij 104 jaar was is overleden - of ik ook balans kon lezen. Dat kon ik, want ik had als student een cursus boekhouden gedaan. Daar heb ik verdraaid veel plezier van gehad in mijn leven.' Dat geloven we, want het zuiver juridi sche is toch niet de stiel van de heer Greven. Boekhouden zeker ook niet, maar dat hij zo'n cursus deed toont zijn belangstelling voor het wijde terrein. 'Ik was blij dat je op onze juridische afde ling al met allerlei mensen uit de organi satie in contact kwam. Dat waren toen meest plattelanders. Ik kom daar ook vandaan - 'uut Overiesel' - je kunt ze begrijpen, je spreekt hun taal. Ben me altijd plattelandsman blijven voelen, geen stadsman.' 'Ja, ik voelde meer voor het bedrijf als geheel dan voor de louter juridische kant van de zaak. Een jurist bekijkt een pro bleem vaak te eenzijdig van de juridi sche kant. Ik heb altijd gevonden, dat een jurist veel meer naar het doel toe moet redeneren. Hij moet een weg zien te vinden om dat doel te bereiken en daarvoor moet hij grondig alle kanten van de zaak, ook de niet-juridische, ken nen.' Welnu, in die richting - waarmee pur sang juristen het wel niet allemaal eens zullen zijn - heeft de heer Greven zich volop mogen ontplooien. Vijf jaar hoofd van het secretariaat van de Utrechtse Centrale Bank, vijf jaar onderdirecteur, vier jaar directeur en sinds 1970 hoofd directielid van de Centrale Rabobank. Goed stokpaardje: passend krediet We staan even stil bij de periode van de vijftiger en zestiger jaren, toen al ver vóór de grote fusie de beide coöperatie ve bankorganisaties hun verbazingwek kende opgang begonnen. Natuurlijk valt dan de naam van ir. J. S. Keyser. 'Dat is mijn bankvader geweest. Een heel bij zondere man, met een hele brede visie, een ongelooflijk warm vriendschapsge voel, dat je inspireert.' 'Weet je dat Keyser de stoot heeft gege ven tot de Commissie Landbouwkre diet? Ik herinner me dat we samen met 'Eindhoven' geluncht hadden in Hotel des Pays-Bas. Op de stoep zei Keyser tegen Flip van Campen: luister es, we zouden eigenlijk samen eens een com missie moeten vormen met een aantal mensen van buiten om ons zelf eens door te lichten. Ja, dat was wel wat, zei Van Campen, voor wie, vlug en daad krachtig als hij is, ik eveneens altijd gro te bewondering heb gehad. Enfin, het is een voortreffelijk rapport geworden en ik vind het nog altijd van moed getuigen, dat een man van de Amsterdamse Bank, Het was in 1964, maar waarEen van de vele keren, dat de heer Greven in de organisatie het woord voerde. prof. Verrijn Stuart, als voorzitter ge vraagd is. Zo'n onafhankelijke deskundi ge hadden we ook nodig.' Dat rapport Landbouwkrediet en wat daar uit volgde is een van de belangrijk ste wissels, waarover de heer Greven de trein van onze organisatie intensief mee begeleid heeft. Omdat hij juist in 1961 als onderdirecteur belast werd met 'de kredietverlening', is het geen wonder, dat hij zich met volle energie wierp op de concretisering van de aanbevelingen van het rapport. Dat was een enorme taak, niet het minst omdat onze kijk op de kredietverlening, de mentaliteit van banken en cliënten anders gericht moest worden. Het doet goed, dat de heer Greven hier zelf nog eens zijn stokpaardje: 'passend krediet' ter sprake brengt. 'Door die Commissie Landbouwkrediet zagen we, dat we wel meer konden en dus ook moesten doen dan alleen tegen sluiten de juridische zekerheid kredieten verle nen. Ik had dat al nooit zo bevredigend gevonden. Als je kredietnemer een goe de, betrouwbare ondernemer is, zijn vrouw geen gat in de hand heeft, dan zeg je op een gegeven ogenblik: ik durf het wel aan, de zekerheid komt op de tweede plaats. En dan zijn er drie din gen, die bij onze coöperatieve benade ring horen. Allereerst: het krediet mag niet duurder zijn dan nodig is. Dat is onze oorspronkelijke doelstelling. In het noorden en oosten wilden bestuurders hun spaarders wel eens iets extra's ge ven boven de marktrente. Daar heb ik me altijd sterk tegen gekeerd, omdat on vermijdelijk daardoor de kredietverle ning duurder wordt. En dan, de vorm van krediet moet afgestemd zijn op de be hoefte van de man: b.v. geen kort kre diet, als in zijn geval een lange lening nodig is. Door een goed kredietonder- zoek kom je daar allemaal achter. Ten slotte, het krediet moet voor de man op- brengbaar in zijn gevolgen zijn. Hij moet rente en aflossing kunnen betalen. Dat betekent ook, dat je als als bankier ook nee moet kunnen zeggen. Later is hij je daar dankbaar voor, want het was in zijn belang.' Ik herken hem helemaal in die woorden. Het doet me plezier, als hij dat merkt en knipogend zegt: 'Ja, dat is nu mijn filo sofie, de drie facetten van passend kre-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 9