wat ons bezighoudt^ wob HEKSENKETELAAN RENTEFRONT Sedert begin mei van dit jaar is het ren teverloop zowel op de geld- als op de kapitaalmarkt opnieuw in een opwaart se stroomversnelling terecht gekomen. Eind augustus wanneer wij dit schrijven ziet het er naar uit dat de te dien aanzien voornaamste stuwende kracht namelijk de opwaartse druk op de DM enigszins begint te luwen. De volharding van de aan de valutaslang deelnemende landen om hun muntpariteiten niet te herzien in combinatie met de inmiddels aanzienlij ke renteverschillen tussen de Duitse Bondsrepubliek en de overige slangpart ners lijken de valuta- en rente-arbitra geanten c.q. speculanten tot het inzicht te hebben gebracht dat verdere ver schuivingen ten gunste van DM-waar- den niet meer zo aantrekkelijk zijn. We zien dan ook dat de DM inmiddels de top van de slang weer heeft verlaten en de gulden van de bodem is losgekomen. De rust op de geldmarkt is hierdoor nog niet hersteld omdat de verkrappende in vloed van de enorme steun die De Ne- derlandsche Bank in de afgelopen we ken en maanden aan de gulden moest verlenen zeker niet onmiddellijk onge daan kan worden gemaakt. Een kente ring ten goede lijkt momenteel wel reeds waarneembaar voor wat betreft de kapitaalmarktrente, of deze zal door zetten is echter nog moeilijk te overzien. Dat De Nederlandsche Bank niet is ge zwicht voor de verleiding en de aan drang van diverse kanten om de gulden te devalueren kunnen wij waarderen. Het zou inderdaad de gemakkelijkste oplossing zijn geweest doch tegelijker tijd een oplossing die het kernprobleem voor zich uit zou schuiven. De enige re medie voor het tegengaan van valuta speculaties op grote schaal met alle ont wrichtende gevolgen van dien is het zo lang mogelijk vasthouden aan de be staande pariteitsverhoudingen, zo niet, dan wordt valutaspeculatie alleen maar verder in de hand gewerkt. Structureel gezien bestaat er helemaal geen aanleiding om de waarde van de gulden in het internationale verkeer naar beneden aan te passen. Nederland is slechts een van de weinige geïndustria liseerde landen die ook voor de komen de jaren op een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans kunnen rekenen. Dit schept voldoende ruimte om eerst intern zodanig orde op zaken te stellen dat wanneer te zijner tijd de aardgasbaten in betekenis gaan teruglo pen een gezonde externe positie kan blijven gehandhaafd. Daarvoor is op de eerste plaats een fundamentele aanpak van het inflatie- en werkloosheidsvraag stuk nodig. Een devaluatie zou hiertoe geenszins hebben bijgedragen. Integendeel; door middel van de hier mee gepaard gaande verhoging van het invoerprijspeil zou de inflatie alleen maar verder worden aangewakkerd en de so ciale onrust nieuw leven worden ingebla zen. Ook voor de werkgelegenheid zou een devaluatie per saldo dus negatief uitvallen. De keuze voor een harde aanpak van de kernproblemen in de Nederlandse eco nomie is ook voor de banken lang niet altijd de gemakkelijkste weg. Wat dit kan betekenen hebben we de laatste tijd kunnen ondervinden. Het ene rente-ad- vies was nog niet uit of er moest al weer worden beraadslaagd over een volgend. Zeker wanneer dit zoals recentelijk het geval is geweest telkens aanpassingen naar boven betrof gaan wij hier slechts node toe over. De al geruime tijd zwakke rentabiliteitspositie van veel bedrijven wordt hierdoor verder aangetast, terwijl bijvoorbeeld ook diegenen die hun huis hebben gefinancierd voor onvoorziene extra uitgaven komen te staan. Toch rechtvaardigen deze negatieve kanten ons inziens een economische en mone taire politiek die primair is gericht op een gezondmaking van de Nederlandse economie op langere termijn. Op een devaluatie zou in de huidige verhoudin gen het gezegde van toepassing zijn dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Vanuit de monetaire politiek is getoond dat men daadwerkelijk het genezings proces van de Nederlandse economie wil bevorderen. Thans zal via het bud gettaire beleid moeten worden aange toond dat de overheid ook zelf bereid is hiertoe het hare bij te dragen. Een een zijdige aanpak via het monetaire beleid alsmede ook via het loon- en prijsbeleid is uiteindelijk namelijk moeilijk vol te houden. Een situatie van bevroren lonen en prijzen, lage rendementen in het be drijfsleven en hoge rentetarieven op de geld- en kapitaalmarkt is immers wel heel erg moeilijk te accepteren wanneer de overheid zich niet bereid toont om eveneens de uiterste beperkingen in acht te nemen bij haar uitgavenbeleid. Hoe het wat dit laatste betreft staat zal de derde dinsdag in september kunnen leren. SOCIAAL BELEID: FUNDAMENT, OP-EN UITBOUW In de afgelopen weken hebben onze banken een stuk ontvangen, dat hun wel op warme wijze zal hebben aangespro ken. Wij bedoelen de door de Centrale Bank toegezonden aanbevelingen voor het sociale beleid. De inhoud van zo'n Stuk is eigenlijk te rijk om in een WOBje af te doen, maar er komt nog wel gele genheid voor een bredere beschouwing. In ieder geval is het stuk erg actueel en bij de tijd. We horen overal hoe het den ken over dit soort zaken in beweging is, we ontmoeten de term sociaal statuut en voelen de behoefte ook ons eigen standpunt af te ronden. Het is een ge lukkige, maar niet opzettelijke omstan digheid, dat juist in dit nummer profes sor Van Zuthem zijn heldere inleiding schrijft over wat er rond het personeels beleid gaande is en is geweest. Toeval, dat dit zo samentreft, maar niet toevallig als we weten, dat de hele samenleving met het sociale beleid bezig is. Ons stuk heeft niets van een dorre nota. Toch is het zelf nog geen sociaal be leidsplan of sociaal statuut. Zulke woor den krijgen al gauw iets stars. Dat heb ben we in ieder geval niet met het woord aanbeveling. Daar zit dynamiek in. Trouwens, het kon hier ook niet an ders gezien onze structuur. De Centrale Bank wijst suggereert de richting, de banken moeten zelf bewust besluiten de weg te lopen. Maar de gids is er nu en die is, we dur ven het te zeggen, goed! Men vindt een veelheid van onderwerpen aangestipt, die ieder voor zich onderdelen vormen van een eigentijds personeelsbeleid. Deze zijn niet bedoeld als pasklare sug gesties, die iedere bank nu maar letter lijk moet opvolgen. Dat kan en hoeft ook niet altijd, alleen reeds omdat het perso neelsbestand per bank erg in omvang

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 4