i
mochten de wallen, bastions en poorten
vervallen totdat zij gesloopt werden.
Hugo de Groot beschreef de belegering
door Fredrik Hendrik die 'vuerballen' (de
eerste brandbommen) op de stad af
schoot. Ze hadden een gewicht van
soms 160 pond!' 'So haes se nederval- I
len sijnde, barsten, sig gelijk veele be- 1
sien verspreyden, lightelijk in brandt
steekende al 't geen se aenraeken'.
Ook onze vaderlandse dichter Vondel
wijdde een ellenlang en moeilijk te ver- j
teren gedicht aan deze belegering. Hij
woonde dan ook ver en veilig genoeg
een eind uit de buurt van dat geweld,
om rustig te kunnen rijmen. Na het be
leg door 'Bommen Berend' (dat is Bern-
hard van Galen) in 1672 was het nog
lang niet afgelopen met de oorlogsbele
venissen, maar toch konden in 1878 de
verdedigingswerken worden gesloopt
en kon aan een rustiger ontwikkeling j
van de welvaart worden gedacht. In j
deze tot rust gekomen omgeving werd j
op 10 februari 1906 de oprichtingsakte J
verleden van de Coöperatieve Boeren-
leenbank te Zwolle, gevestigd te Zwolle,
gemeente Groenlo.
Rechten en plichten
De oprichters woonden in de gemeen
ten Groenlo en Eibergen en wel op de
adressen: Gelink, Tuunteman, Bomers,
Groothuis, Florijn, Kroekenstoel, Nijveld,
Tiggeloven, Klein Maarze en Oosterholt.
Wat zouden sommige van deze namen
betekenen en hoe oud zouden ze wel
zijn?
De vereniging sloot zich bij oprichting
aan bij de voormalige Centrale Bank te
Utrecht, maar omdat de Protestantse
Boerenbond ook een Boerenleenbank
oprichtte die zich eveneens bij 'Utrecht'
kon aansluiten werd in 1919 besloten
om over te gaan naar de Centrale Boe
renleenbank te Eindhoven. De naam
werd in 1927 gewijzigd in Roomsch Ka
tholieke Coöperatieve Boerenleenbank;
in 1950 werd dat Eerste Coöperatieve
Boerenleenbank en in februari 1976
kwam de fusie met 'Groenlo' tot stand
tot Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleen-
bank Groenlo w.a. Terugblikker ontving
geen notulen, maar de oprichtingsakte
bevat een aantal bepalingen die zeker
de moeite van het releveren waard zijn.
Nadat vastgesteld is dat het lidmaat-
schap persoonlijk is 'zoodat alle rechten
daaruit voortvloeiende onvatbaar zijn
voor overgang of overdracht', wordt ook
voorgeschreven dat, wanneer iemand
ophoudt lid te zijn, het bestuur verplicht j
is dit binnen een maand bekend te ma-
ken aan het bestuur der Centrale te
Utrecht.
Het lidmaatschap brengt gelukkig ook
rechten met zich. Voorzover de kas toe
reikend is mogen zij aanspraak maken
op voorschotten en 'tegen een door de
algemene vergadering te bepalen inte- i
rest mogen zij hun geld in de leenbank
beleggen, voorzover deze het gebruiken
kan'.
Maar art. 24 begrijpt Terugblikker hele
maal niet. Dit artikel luidt:
'Quitantien voor sommen tot honderd
Gulden worden geteekend door den
Kassier tenzij de mede-onderteekening
gevorderd wordt van den Voorzitter.
Quitantien voor grootere bedragen heb
ben geene bindende kracht tenzij onder
teekend behalve door den Kassier, door
den Voorzitter of diens plaatsvervanger'.
Nogal duister en wie worden geacht
deze knoop te kunnen ontwarren?
Dat de kassier door de algemene verga
dering voor vier jaren werd gekozen was
in die tijd gebruikelijk. Het heeft nog vrij
lang geduurd totdat de kassier een
plaats kreeg als vaste, zeer belangrijke
functionaris in onze organisatie.
Artikel 45 wijst wel op het menslievende
fundament onzer organisatie maar de
moeilijkheden die het bestuur zich op de
hals kan halen door het voorschrift van
'Bij voorkeur worden de spaargelden der
leden opgenomen en wel voornamelijk
van de minvermogenden' kunnen wel
eens tot grote onenigheid aanleiding
hebben gegeven. Bovendien vraagt Te
rugblikker zich af hoe ter wereld die
minvermogenden dan aan spaargelden
kunnen komen?
U ziet het: het is zeer goed geweest dat
de centrale banken uniforme statuten en
huishoudelijke reglementen hebben ont
worpen. De chaos zou anders wel eens
zéér zéér groot geworden kunnen zijn.
Naar Borculo
Van Groenlo bij de Slinge voert de tocht
nu naar Borculo aan de Berkel. Het stad
je Borcheloe, Borkeloe, Borchlo en hoe
het meer geheten heeft 'als het welcke
van den doorloependen stroom sijnen
naem draegt' en kort geleden herdacht
dat het zeshonderd jaar geleden stads
rechten kreeg, dat werd verkwanseld,
verloochend en dat door rampen van al
lerlei slag werd bezocht, zoals in 1590:
Door onvoorzichtigheid van een plaatse
lijke smid in twee uur volledig in de as
gelegd waarbij 'Kerche, torn, kloeken,
rathus, schole, gasthus, item der stadt
privilegies, prothocollen, gerichtsbocker,
acten unnd ettliche man, wiff, kinder
unnd vehe' verloren gingen.
Borculo, dat wil zeggen de heren van
Borculo, waaronder Willem V, bezat in
dertijd een niet onaanzienlijk kasteel,
waarin later een paardenstoeterij was
gevestigd, die langzamerhand een zo
enorme 'kostenvreter' werd dat Koning
Willem III die liefhebberij maar liet liqui
deren. Het kasteel werd in 1870 ge
sloopt. Het gedeelte van de kelder en
een oud poortje vormen de enige zicht
bare herinneringen aan de burcht met
vijf torens die het begin van Borculo
heeft betekend. Het stadje heeft zich
wél moeten aanpassen, ook aan de
nieuwe tijd.
Nieuwe snelle vervoermiddelen stootten
het brood uit de mond van de Berkel-
schippers die sinds 1650 met hun met
koloniale waren, tabak en garens bela
den scheepjes tot diep in Munsterland
doordrongen om terug te keren met
hout, eikeschors, huiden, zand en vele
andere zaken. Borculo heeft zich snel en
afdoende aangepast.
Een ramp van meer recente datum vond
Ingangspunt van het Kasteel Borculo (1743), dat Koning Willem III in 1870 Het slo
pen.