woningcorporatie len. Het moge overigens duidelijk zijn dat deze schaalvergroting ook het ge vaar in zich draagt van een zekere ver vreemding tussen huurder en bestuur der. In corporatieland komen ook nu nog alle schakeringen voor: van een corpora tie met enige tientallen woningen, waar de penningmeester van het bestuur nog de huurinning verzorgt, tot een volko men geprofessionaliseerd apparaat met meer dan vijftienduizend woningen en meer dan 125 personeelsleden. De corporaties hebben zich verenigd in twee landelijke centrales, die met name in het laatste decennium een belangrijke rol zijn gaan spelen in het volkshuisves- tingsgebeuren omdat ze in overlegsitua ties op ministerieel niveau als de ge sprekspartner bij uitstek namens de cor poraties zijn erkend. Deze landelijke centrales manifesteren in hun doelstelling de in de wet erkende verzuiling van de corporaties. De Natio nale Woningraad in Amsterdam verte genwoordigt in hoofdzaak de niet- confessionele corporaties 650), ter wijl het Nederlands Christelijk Instituut voor Volkshuisvesting in De Bilt 360 confessionele corporaties als lid telt. Vrijwel alle corporaties zijn - overigens vrijwillig - aangesloten bij een van de twee landelijke centrales. Per woning betalen ze een contributie waardoor de centrales in staat gesteld worden de al gemene belangen van de corporaties te behartigen en hen in voorkomende ge vallen bij te staan. Daarnaast beschik ken de centrales over eigen architecten bureaus, organisatieafdelingen, accoun tantsdiensten e.d. die op kostprijsbasis hun diensten aanbieden. Bij de landelij ke centrales zijn plusminus 500 perso nen in dienst, terwijl bij de corporaties dit aantal zeven a achtduizend is. De centrales hebben ten opzichte van de corporaties geen bevoegdheden. Hun taak moet met name gezien worden in de belangenbehartiging. De controle op het doen en laten van de corporaties wordt uitgeoefend door de (gemeentelij ke) overheid. Zoals hierboven reeds is aangegeven vinden de corporaties hun juridische ba sis in de Woningwet 1962. Op basis van deze wet is een Koninklijk Besluit tot stand gekomen - het Besluit geldelijke steun volkshuisvesting - dat de grondre gels bevat van de subsidiëring van de sociale woningbouw. In het subsidiesysteem wordt onder scheid gemaakt tussen woningwetwo ningen en premiewoningen. Woning wetwoningen kunnen uitsluitend ge bouwd worden door corporaties en ge meenten, waarbij de corporaties priori teit hebben. De stichtingskosten van woningwetwoningen worden door de overheid via de gemeenten aan de cor poraties geleend. Premie(huur)wonin- gen kunnen in beginsel door een ieder gebouwd worden, al valt in de praktijk hierbij het accent met name op corpora ties, gemeenten en institutionele beleg gers. Bij premiewoningen dienen de ex ploitanten de stichtingskosten zelf te fi nancieren, waarbij - onder gemeente garantie - een beroep kan worden ge daan op de kapitaalmarkt. Het bouwen en financieren van beide soorten gesubsidieerde woningen is ui termate ingewikkeld door het bestaan van zeer uiteenlopende administratieve en financieringsregels, terwijl de zoge naamde Voorschriften en Wenken pre cies aangeven waar de architect zich aan te houden heeft. Verder zijn er nauwkeurige regels over de maximaal aanvaardbare stichtingskosten bij een bepaald aantal verblijfseenheden e.d. De huurprijs en de daarmee samenhan gende subsudie van deze woningen wordt in eerste instantie door de Minis ter van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bepaald. Sinds 1 juli 1975 is daartoe een nieuw systeem ontwikkeld, het systeem van de dynamische kost- prijshuur. Aan dit systeem ligt de ge dachte ten grondslag dat, indien - zoals tot dusver het geval was - de subsidi ering wordt afgestemd op hetgeen in de exploitatieperiode tot dekking van de exploitatie-lasten nodig wordt geacht, de verhuurder op lange termijn aanzien lijk te veel subsidie zou kunnen ontvan gen. Het ligt immers in de lijn van de ver wachting, dat onder invloed van de in flatie de huurprijzen in de toekomst aan merkelijk zullen stijgen. Toepassing van het principe van dynamische kostprijs- huur betekent dat bij de huurprijsbepa ling reeds van meet af aan rekening wordt gehouden met in de toekomst te verwachten huurprijsstijgingen, voor zo ver deze verder zullen gaan dan nodig is om de directe kostenstijgingen op te vangen. De minister bepaalt derhalve de dynami sche kostprijshuur, die geldt voor alle gesubsidieerde huurwoningen, onge acht de hoogte van de stichtingskosten. In deze dynamische kostprijshuur, een vast percentage dat maandelijks wordt vastgesteld van de alsdan gereedgeko men woningen, is begrepen een redelij ke beloning voor het geïnvesteerde kapi taal (het rendement), de aflossing, de variabele exploitatiekosten (kosten voor onderhoud, beheer en administratie e.d.) en de constante exploitatiekosten (de ri sicoreserve), daarnaast bepaalt de mi nister - en dit is een politieke keuze - welke huur redelijk is bij gegeven stich tingskosten (de vraaghuur). Het verschil tussen vraaghuur en dyna mische kostprijshuur wordt middels ob jectsubsidie overbrugd. De huurprijs van een gesubsidieerde woning kan nimmer hoger zijn dan de dynamische kostprijshuur. Indien voor een bepaalde huurder, gezien zijn inko menspositie, de gevraagde huurprijs te hoog is, kan middels toekenning van in dividuele huursubsidie overbrugging plaatsvinden. Het leek zinvol bij de dynamische kost prijshuur wat langer stil te blijven staan omdat deze de inkomensbron vormt van de corporaties, waaruit o.m. alle be drijfskosten betaald moeten worden. Pas na afloop van de totale exploitatie periode, welke voor woningen 50 jaar bedraagt, kunnen uit de exploitatie bati ge saldi voortkomen. Het subsidiërings systeem dat gold vóór 1 juli 1975 en waaronder alle corporatiewoningen val len die voor die datum opgeleverd zijn, biedt de mogelijkheid dat de woningen aanzienlijk vroeger een positief resultaat opleveren. Het perspectief voor de corporatie anno 1976 In de inleiding is aangegeven dat het corporatiewezen reeds in de vijftiger ja ren in een crisis geraakte. Door de enor me expansie bleef dit voor de buitenwe reld grotendeels verborgen. In de zesti ger en zeventiger jaren nam dit alles echter ernstiger vormen aan. De oorzaak van deze crisis werd door de commissie De Roos met name gezocht in de finan ciële afhankelijkheid van de corporatie jegens de gemeenten. De corporatie werd gebruikt als overheidsinstrument om de woningnood te lenigen. Voor ei gen creativiteit en inventiviteit was nau welijks ruimte. Daarnaast werden de corporaties door de overheid vaak ge bruikt om als trekpaard te fungeren bij de presentatie van bepaalde impopulai re maatregelen, zoals de huurharmoni- satie. De centrale overheid die het corporatie wezen als belangrijke uiting van particu lier initiatief genoegzaam bleef waarde ren, heeft de adviezen van de commissie De Roos om de corporaties meer finan ciële zelfstandigheid te geven, opge volgd. Na een zeer langdurige voorberei ding zal naar verwacht in 1977, een al gemene maatregel van bestuur worden uitgevaardigd die beschouwd kan wor den als een soort grondwet voor de cor poratie. In corporatiekringen is men ech ter bepaald niet onder de indruk geraakt van de inhoud van dit 'Besluit toegela ten instellingen volkshuisvesting' omdat de grotere financiële zelfstandigheid ge koppeld wordt aan de hoogte van de door de corporaties opgebouwde reser ves. Onder invloed van de voorthollende inflatie en het beroep dat erop wordt ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1976 | | pagina 30